Guatemalasijs

Spinus atriceps (Salvin 1863)

Spinus atriceps

AlgemeenEen kleine Amerikaanse sijzensoort met een lengte van 11 tot 13 cm. welke alleen voorkomt in het bergland van zuid Mexico en Guatemala, op een hoogte van 2300 tot 3000 meter, overwegend olijfgroen van kleur, waarover zeer weinig bekend is.
Latijnse benaming : Spinus atriceps
Engelse benaming : Black-capped siskin
Duitse benaming : Guatemalazeisig
Franse benaming : Tarin sombre


*klik op een foto voor een grotere weergave

Historie
Zoals vermeld is er zeer weinig bekend over deze sijzensoort, de buitenlandse benamingen geven gezamenlijk een goede omschrijving van deze vogel. Daarbij geeft de Franse benaming een goede en treffende omschrijving over het uiterlijk van deze vogel en geeft aan dat deze eenvoudig en somber gekleurd is. De Engelse en Latijnse benaming duiden op een zwarte kap, terwijl de Nederlandse en Duitse namen het land van herkomst aangeven.

guatemalasijs_artikel_004

Osbert Salvin een Engelse ornitholoog omschreef als eerste deze vogels in 1863 aan de hand van een tweetal balgen die door R. Owen en hem zelf verzameld (geschoten) waren in de hooglanden van West Guatemala nabij Quetzaltenango op een hoogte van 2440 meter, en geeft deze de Latijnse benaming Chrysomitris atriceps. Beide exemplaren bezaten een kenmerkende zwarte kap. Hoewel het beide volwassen mannetjes waren werden er duidelijke verschillen in het verenkleed vastgesteld. Een had een overwegend olijfkleurig verenkleed, de andere had een vergelijkbaar tekeningspatroon, inclusief de zwarte kap, maar was verder overwegend grijskleurig aan de kop, buik en mantel, alleen op de borst waren vaag een aantal olijfkleurige veren te zien. Voor zijn beschrijving en verdere diagnose koos hij de grijskleurige vogel als voorbeeld, vermoedelijk alleen omdat dit een meer volledig uitgekleurd volwassen exemplaar was. Later in 1933 en 1938 onderzocht A.J. van Rossem materiaal in het Britsch Museum met als doel het beter onderscheiden en juister identificeren van de diverse daar aanwezige Amerikaanse vogels. Tijdens zijn onderzoeken waren daar naast de Salvin vogels ook 18 exemplaren van Spinus atriceps opgenomen, verzameld door W.B. Richardson in 1890 en 1897 in de hooglanden van Zuid-Mexico (Chiapas). Het Richardson materiaal bestond uit diverse sijzen met een waaier van verschillende bevederingskleuren en kenmerken. Daarbij een aantal hoofdzakelijk olijfkleurige exemplaren met een zwarte kap en geelkleurige buiken, verder een aantal overwegend grijze vogels met zwartachtige kap en witte buiken, maar ook enkele grijze types met onduidelijk gekleurde grijze kappen, bruin wit gestreept die veel gelijkenis vertoonde met de wijdverbreide noordelijke Dennensijs Spinus pinus. Van Rossem neemt aan dat het olijfkleurige type met een zwartachtige pigment tekening de zuivere vertegenwoordiger van Spinus atriceps, het z.g. holotype is. De grijs kleurige vogels (waaronder de grijze vormen van Salvin) beschouwt hij als vermengd met Spinus pinus perplexus. Wel veronderstelt hij dat het hier dimorfische soorten betreft, die bezig waren met het ondergaan van een volledige samensmelting. In een cryptische opmerking laat hij doorschemeren, dat deze situatie te complex is om hier volledig te bespreken, en gaat verder niet meer op dit probleem in. Deze onduidelijkheid en verwarring rond de taxonomie hebben latere ornithologen niet op kunnen lossen, zodat de door van Rossem, alleen op visuele gronden gebaseerde waarnemingen, algemeen werden overgenomen. Met als gevolg dat we heden ten dage, overal bij de beschrijvingen van Spinus articeps kunnen lezen dat deze veelvuldig hybridiseert met de Spinus pinus. Een onlangs gepresenteerde studie van Arnaiz-Villena over de Nieuwe Wereld Spinus Sijzen op basis van mtDNA onderzoeken, toonde aan dat Spinus atriceps en de Spinus pinus onderling zeer nauw verwant zijn. In een ander publicatie veronderstelthij dat niet de olijfkleurige Guatemalasijs maar de grijskleurige vorm het oorspronkelijke holotype is.


*klik op een foto voor een grotere weergave

Conclusie
De juiste soort begrenzingen binnen de Spinus atriceps en Spinus pinus groep blijven problemen oproepen en worden verschillend begrepen en uitgelegd, en veel gezaghebbende auteurs volgen daarbij van Rossem die suggereert dat deze soorten veelvuldig hybridiseren en soortgenoten zouden zijn. Globaal gezien kunnen we drie verschillende types onderscheiden.

  • Olijfkleurig type
    Deze zijn meestal uniform van kleur hoewel sommige individuele variaties voorkomen. Alle olijfkleurige volwassen types hebben een zwarte kap. bij de meeste exemplaren zijn de overige bovenste delen donker olijfkleurig, met uitzondering van de romp, die is olijfgeel kleurig. De keel, en bij sommige exemplaren de wangen zijn zwartachtig. De rest van het gezicht, borst en flanken zijn olijf.

  • Grijs type
    volwassenen zijn vrij uniform, behalve de kleur van de kap. Wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door het geslacht. Volwassen mannetjes hebben een zwartachtige kap die niet zo zwart is als bij de olijfkleurige vorm. De rest van de bovenzijde met inbegrip van de vogels met een onduidelijke kap zijn donkergrijs , met vaag bruine strepen, soms vermengd met wat olijfgeel op de onderste delen. Welke de oorspronkelijke vorm is, het olijfkleurige of het grijze type valt niet te bepalen, waarschijnlijk is hier sprake van polymorfisme. Polymorfie, (tweevormigheid binnen een soort) komt bij veel vogelsoorten voor, een mooi voorbeeld zien we bij onze Elzensijs waarbij vogels zonder keelvlek voorkomen naast exemplaren met een duidelijke keelvlek, zonder dat hier sprake is van ondersoorten.

  • Gestreept type
    Dit is de meest variabele groep en omvat verschillende types en vormen die moeilijk te classificeren zijn. Dit wordt in de hand gewerkt doordat zowel de jonge van Spinus pinus alsook van Spinus atriceps gestreept zijn en daardoor moeilijk te onderscheiden en juist in te delen zijn. Alleen verder DNA onderzoek kan hier duidelijkheid in brengen wat hun juiste status is ten opzichte van de Spinus pinus groep. Dat het hier zou handelen om hybriden tussen Spinus atriceps en Spinus pinus is een aannamen die alleen gebaseerd is op visuele waarnemingen en op geen enkele manier wetenschappelijk onderbouwd is, Het verzamelen van extra aanvullend, genetisch materiaal van uit Chiapas en de hooglanden van Guatemala zal nodig zijn om meer licht te werpen op de aard van de veerkleur variaties, de soort grenzen en misschien de fylogenetische relaties binnen de Spinus articeps en Spinus pinus groep.

Leefgebied
De Guatemalasijs verblijft op grote hoogte, tussen 2350 m en 3050 m, in zuid Mexico en westelijk Guatemala, in de eiken en elzen bossen maar ook in naaldbossen en in de aangrenzende gecultiveerde open gebieden, aan de randen van de velden en weiden. De Guatemalasijs zoekt zijn voedsel op de grond of in de boomtoppen, op een verscheidenheid van bomen en plantenzaden. Favoriet daarbij zijn de zaden van elzen (Alnus) en distels (Cirsium) ook vaak worden zij gezien op planten van het geslacht salvia. Over trekbewegingen zijn weinig gegevens bekent, deze lijkt beperkt tot het afdalen naar lagere gebieden in de winter. Vaak wordt de Guatemalasijs gezien in paren of kleine familie groepen, Buiten het broedseizoen zijn er vluchten van meer dan honderd vogels waargenomen, soms in kleine gemengde vluchten samen met de Zwartborstsijs (Spinus notata) Mexicaansesijs (spinus psaltria) of de Dennensijs (Spinus pinus). De Guatemalasijs is in zijn verspreidingsgebied van zo’n 50.000 km² een algemeen voorkomende vogel waarvan de populatiegrootte stabiel is, zodat deze soort niet in zijn voortbestaan bedreigd wordt.

Importen
In 1987 zouden er via Italië enige importen naar Europa hebben plaats gevonden waarvan niet duidelijk is geworden of het om Guatemalasijzen of Andessijzen handelde. Deze onduidelijkheid over de juiste soort is niet zo verwonderlijk gezien de grote gelijkenis tussen deze soorten. Ook op internet zijn veel afbeeldingen te vinden die foutief benaamd zijn. Het grootste verschil zit in de aflijning van de koptekening. De Andessijs heeft altijd een duidelijk afgelijnde zwarte kap, terwijl deze bij de Guatemalasijs altijd matzwart is en niet strak afgelijnd en uitloopt tot onder de kin (zie afbeelding). Maar welke soorten het ook geweest zijn is ook niet zo belangrijk omdat er nadien niets meer van deze vogels vernomen is, zodat we nu kunnen stellen dat hiervan geen exemplaren meer in liefhebbers handen aanwezig zijn. Mogelijk zijn er ook, als zogenaamde bijvang, wel eens Guatemalasijzen met importen van Zwartborstsijzen uit Mexico mee gekomen, maar deze zijn dan niet als zodanig herkent. Er zijn dan ook geen betrouwbare gegevens bekend over het houden of kweken van de Guatemalasijs. Waarschijnlijk zullen deze niet zoveel afwijken van die van de andere sijzensoorten, maar evenals dat de vogelbonden, die deze vogels ook nooit gezien hebben, maar wel een ringmaat voorschrijven, zijn dit allemaal aannames en veronderstellingen die nergens op gebaseerd zijn. Het houden zou gezien de temperaturen die er heersen op de hoogtes waar deze vogels verblijven in hun land van herkomst geen problemen op moeten leveren. Wel is het mogelijk dat, zoals we wel meer zien bij vogelsoorten die normaler wijze op grote hoogte leven, zoals de Roodvoorhoofdcini, de Citroensijs of de Zwartesijs, dat deze soorten moeilijk langere tijd in goede gezondheid te houden zijn, en deze vogels aanvankelijk veel aanpassingsproblemen geven.

Mocht het ooit zo ver komen dat we over deze vogels zouden kunnen beschikken dan is enige ervaring met het houden van sijzen wel gewenst.

Referenties
Three Different North American Siskin/Goldfinch Evolutionary Radia-tions (Genus Carduelis) Pine Siskin Green Morphs and European Siskins in America – Antonio Arnaiz-Villena mtDNAPhylogeny of North America Carduelis Pinus Group – Antonio Arnaiz-Villena

Terug naar Soorten index >>