Bio-ritmen van vogels.

2011.

Door: Jan van Overvelt.

Met toestemming overgenomen van tijdschrift 2011 Speciaal Club Kleurkanaries Antwerpen.

Het blijkt dat de meeste deze theorie niet kennen of verkeerd begrijpen. Toch zijn er kwekers, die volgens deze leer kweken. Het is echter algemeen bekend dat in de kringen van kanariekwekers voor- en tegensstanders zijn. Vooral veel tegenstand wordt ondervonden door een onvoldoende inzicht in de biologie in het algemeen met als gevolg dat de wetten van Mendel en de bio ritmische theorie van Riediger door elkaar worden gehaald.

Om te beginnen het verschil tussen Mendel en Riediger. Mendel behandelt uitsluitend de vererving van het individu en zijn nageslacht. Heeft dus betrekking op die factoren, die kleur, zang, karakter etc. bepalen. Riediger behandelt uitsluitend het levensritme van het individu. Individu moet zeer ruim genomen worden, dus niet alleen vogels, maar ook de overige dieren en zelfs de mens.

Het levensritme wordt nauw bepaald door de “hypofyse”, een zeer kleine klier, die achter de kleine hersenen ligt. Bij de mens is de “hypofyse” al zeer klein, zodat men begrijpen kan dat ze bij onze vogels wel uitzonderlijk klein is; niet meer dan een zeer kleine speldenknop. Toch worden zeer belangrijke levensverrichtingen van het individu van hieruit geregeld. Ze bepaalt o.a. broedrijpheid, broedsheid, goed voeren, eierenproductie, bij de zoogdieren de melkproductie, etc. Ook het levensritme wordt hier bepaald door de afscheiding van hormonen.

Wat zijn nu levensritmen? Om dit te kunnen begrijpen dient vooropgesteld dat elk dier en mens twee van deze levensritmen (ook wel bioritmen genoemd) bezit, n.l. een mannelijke en een vrouwelijke. Van groot belang is het te weten dat activiteit, gesteldheid en conditie samengaan met deze levensritmen. Het belangrijkste is wel dat ook de vruchtbaarheid onder invloed van deze bioritmen staat en het gevolg is dat alle kwekers van dieren van de aanwezigheid van deze levensritmen gebruik kunnen maken. Immers wanneer de levensritmen bekend zijn, is het mogelijk om tot een goede bevruchting te komen. Bovendien kan min of meer naar willekeur mannen of popjes gekweekt worden. Maar al te vaak wordt verkondigd dat de slechte bevruchting van de eieren te wijten is aan het koude weer, verkeerde voeding, c.q. huisvesting, etc. Die is echter niet geheel juist. Wanneer de vogels op de juiste wijze gehuisvest en gevoerd worden, zodat ze in de winter aan niets gebrek hebben, dan zullen ze beslist goed broeden. Voorop gesteld dat ze niets mankeren. Bij goed gevoerde en gezonde vogels die slechte broedsels geven met veel onbevruchte eieren hebben de levensritmen invloed doen gelden. Hoe lopen nu deze ritmen?

Zoals boven aangehaald, heeft elke vogel een mannelijk en een vrouwelijk ritme, die elk een eigen loop hebben. Het mannelijke ritme duurt 23 dagen en het vrouwelijk 28 dagen. De vraag doe nu voor de hand ligt is: ‘wanneer beginnen deze ritmen met jun stroming?’. De wetenschap geeft hierop een duidelijk antwoord, nl. direct na de geboorte. Bij de vogels dus zodra het jong uit het ei kruipt. Een eerste vereiste om de theorie van Riediger toe te passen is kus het nauwkeurig vastleggen van de geboortedatum. Direct na de geboorte van de jonge vogel nemen de stromingen een aanvang. Deze stromingen nemen in hevigheid toe en af, waarbij eens in de 23 of 28 dagen zowel een hoogte- als een dieptepunt wordt bereikt. Hieronder een schema van de mannelijke en vrouwelijke ritmen, die dus voor man en pop gelijk zijn. Bij het mannelijke ritme is het hoogtepunt op de vijfde dag bereikt en het dieptepunt op de zestiende dag. Bij het vrouwelijke ritme is dit respectievelijk op de zevende en eenentwintigste dag.

TOEPASSING:

Voorbeeld 1:

Een kweekpaar is in de broedkooi gezet en op het moment van de paring voor het eerste broedsel is de man 511 dagen oud en de pop 397 dagen. Nu gaan we eerst het mannelijke ritme van de man uitrekenen. Hiertoe delen we 511 door 23 (het aantal dagen van het mannelijke ritme). Dat gaat 22 keer, rest 5 wat wil zeggen dat de vogel in de vijfde dag zit van het nieuwe 23ste ritme. Kijken we nu op het schema hierboven dan zien we dat het mannelijke ritme van de man de top juist heeft bereikt. Nu het vrouwelijke ritme van de man (elke vogels heeft twee ritmen zoals u weet). Voor de berekening van het vrouwelijke ritme delen we het aantal 511 door 28 (het aantal dagen van het vrouwelijke ritme). Dat gaat 18 keer, rest 7 het vrouwelijke ritme van de man heeft dus eveneens de top bereikt. Beide ritmen zijn bij de man in hun climax, de man verkeert dus in de beste conditie. De pop is op het moment van de paring 397 dagen oud. Dat zijn 17 mannelijke ritmen, rest 6 dus nog in hoogtepunt en de 14 vrouwelijke ritmen, rest 5 gaat dus naar de top toe. Ook de pop verkeert in beide ritmen in de beste conditie. Gevolg: krachtige bevruchting, jongen zowel mannen als poppen.

Voorbeeld 2:
Op het moment van de paring is de man 316 dagen oud en de pop 454 dagen.
Man: mannelijk ritme 13, rest 17. vrouwelijk ritme 11, rest 8.
Pop: mannelijk ritme 19, rest 17. vrouwelijk ritme 16, rest 6.
Conclusie: Bij beide dieren ligt het mannelijke ritme in het dieptepunt en het vrouwelijk in de top. Het gevolg van de paring zal uitsluitend poppen zijn.

De “rest” dagen geven dus de stand van het ritme aan (!)
Beide voorbeelden geven dus aan hoe u de ritmen kunt berekenen.
Onthoudt daarbij de volgende regels:
1. Noteer vanaf heden de geboortedatum van elk jong nauwkeurig.
2. Is het mannelijke ritme sterker dan het vrouwelijk dan krijgt u onder de jongen meer mannen dan poppen.
3. Is het vrouwelijke ritme sterker dan krijgt u meer poppen.
4. Zijn beiden even sterk dan krijgt u een gelijk aantal mannen en poppen.
5. Zijn alle vier ritmen in het dieptepunt dan krijgt u onbevruchte eieren. Zijn ze in het hoogtepunt dan krijgt u een krachtige bevruchting.
6. Tel de dagen vanaf de geboorte datum, dus vanaf het uitkomen van het ei.
7. Wanneer de datum van de voorgenomen paring nadelig blijkt te zijn i.v.m. bioritmen stel het dan uit of vervroeg het een paar dagen, als dat beter uitkomt.

Voor de bevruchting moeten we er rekening mee houden dat niet bij iedere vogelsoort de man de pop direct bevliegt wanneer hij bij deze wordt toegelaten, zoals bij de meeste kanaries. Bij parkieten moeten we bijv. rekenen op 14 dagen tussen het moment waarop de stellen bij elkaar moeten op het moment waarop de paring zal worden verricht. Wellicht zullen verschillende kwekers commentaar hebben in de trant van:” Mendel zegt dat de man twee X chromosomen heeft en de pop een X en een Y. Dat het dus toeval is wanneer X en Y of X en X bij elkaar komen. Niets is echter minder waar, want Mendel bepaalt beslist niet het geslacht. Dat doet de hypofyse samen met het levensritme en niets anders.

Geraadpleegde lectuur:
” Een nieuwe wetenschap staat ons ten dienste” van S.J. Houtenbos.