Door: A. Lemmens.
2022.
De kleuren van de bevedering van vogels hebben een aantal functies. Welke zijn dat en zijn ze van levensbelang. Waarom is het goed om te weten welke functies dat zijn voor de kwekers van die vogels. Voor de kweek in een beschermd milieu zal het niet veel consequenties hebben. Voor het gedrag van de vogels kan het zeker gevolgen hebben.
In de natuur is er niets wat geen functie heeft om het voortbestaan van de soort te bevorderen. Ook voor vogels geldt deze regel. Veren zijn nodig om te kunnen vliegen en om de lichaamstemperatuur te kunnen reguleren. De kleur van de bevedering heeft weer andere functie. Wat voor ons als mens het eerst opvalt is de kleur van vogels op of de zang van de vogels. Op beide wijzen bepalen we op een afstandje welke soort vogel we zien op horen. Voor de vogel zelf is het onderling ook bepalend om hun partner te herkennen. Bij de meeste vogelsoorten is de man bonter gekleurd dan de pop. Natuurlijk gelden deze functies ook voor de meeste Amerikaanse sijzen. Voor vijf soorten van de Amerikaanse sijzen geldt dat niet, mannen en poppen zijn op de zelfde manier bevederd. De man gebruikt zijn bevederingskleuren en zijn zang om de pop te imponeren. Hij imponeert haar om zijn DNA voort te kunnen brengen in hun nageslacht. De pop kiest haar partner die het mooiste uit ziet en een harde en mooie zang heeft. Beide zaken geven aan dat de man een goede conditie heeft zodat hij met haar de jongen goed groot brengt. De pop heeft een bevederingskleur die camouflerend is. Zij wil niet opvallen bij het broeden zodat ze de eieren in alle rust kan uitbroeden. Zo brengen ze samen jongen groot met ook weer een vitale gezondheid. Op deze wijze houden ze hun soort in stand.
De bevederingskleur speelt nog een rol bij een aantal soorten vogels. Deze functie van de kleur van de bevedering is kort geleden ontdekt door Duitse en Nieuw-Zeeland ornithologen. Het heeft betrekking op vogelsoorten die trekken naar andere gebieden dan waar ze hun jongen groot brengen. Hiervoor heeft men onderzoek gedaan bij Poelsnippen en grote Karekieten. Door waarnemingen ontdekte men dat trekvogels bij de trek s’ nachts lager vliegen dan overdag. Als dit met lichaamstemperatuurregulering te maken heeft zou dat aan de bevedering zichtbaar moeten zijn werd er geredeneerd. Het is bekend dat objecten die licht van kleur zijn meer zonlicht weerkaatsen dan objecten die donkerder van kleur zijn. Dit noemt men het albedo-effect. Ook licht gekleurde veren zouden opwarming moeten kunnen voorkomen. Vogels kunnen oververhit raken bij hoge temperaturen veroorzaakt door fel zonlicht tijdens de trek. Om de vermoeden te controleren, die de ornithologen hadden, zijn ze dit gaan toetsen met analyses van 22.325 foto’s van 10.618 vogelsoorten uit het ornithologenhandboek Birds of the world. De berekende lichtheid door de ornithologen ging van 0 (zwart) tot 100 (helemaal wit). Hierbij betrokken ze ook snavel, poten en ogen in de analyse. De volgende stap die de onderzoekers deden, was de vogels indelen in verschillende groepen: stand vogels (vogels die niet trekken), korteafstandstrekkers ( trekken minder dan 2.000 km ), variabele trekkers en langeafstand trekkers ( trekken over meer dan 2.000 km ). Men ontdekte in dit onderzoek dat de korteafstandstrekkers gemiddeld iets lichter waren van kleur dan de standvogels. En vooral dat bij de langeatstsandstrekkers het verenkleed sterk lichter werd. Zowel geldt dat voor de veren van de rug en de borstveren bij deze groep trekkers. Omdat de meeste vrouwelijke en mannelijke vogelsoorten een verschillende verenkleed hebben, werden de gegevens voor beide geslachten apart geanalyseerd. Daarnaast is rekening gehouden met de factoren dat donkere gekleurde vogels voorkomen in drassige en dichtbegroeide leefgebieden, men vermoedt dat dat te maken heeft met het feit ze daar beter gecamoufleerd zijn. Verder zijn kleine soorten over het algemeen donkerder van verenkleed dan grotere soorten. Na het broeden gaan vogels ruien, dit doen ze voor dat ze gaan trekken, zodat hun verenkleed weer optimaal is voor de reis. De kleur van de veren is na de rui niet op zijn intensiefs. Dus is de kleur van de veren wat matter of anders gezegd iets lichter. Wat voor de trek gunstig is, zonlicht wordt beter weerkaatst zodat de vogels niet oververhit raken tijdens de trek. De intensieve kleur van de veren komt weer terug in het broedseizoen, dit wordt door het hormonen proces beïnvloed. Vogels die trekken vliegen, bij deze trek, over het algemeen hoger dan hun dagelijkse bezigheden. Dit hoger vliegen heeft ook invloed op de lichaamstemperatuur van de vogels tijdens de trek. Hoe hoger ze vliegen, hoe lager de temperatuur is. De grondtemperaturen waar de vogels trekken spelen natuurlijk ook een rol bij de lichaamstemperatuur van de vogel. Zie ook artikel “Temperatuur Amerikaanse sijzen”.
Een aantal Amerikaanse sijzen trekken ook, zie het artikel “Amerikaanse sijzen trekken ook”. Deze soorten zijn de Dennensijs (Spinus pinus pinus), Lawrencesijs (Spinus lawrencei), Treursijs (Spinus tristis) en Mexicosijs (Spinus psaltria). Is dit onderzoek ook te betrekken op de Amerikaanse sijzen die trekken is dat de vraag. Deels wel en deels minder. Welke gegevens die hierbij een rol zouden kunnen spelen, zijn de boven genoemden.
De Dennensijs trekt zo’n 6700 km. De Dennensijs behoort dus bij de langeafstandstrekkers. Als vogels meer dan 2000km trekken zijn het volgens de onderzoekers van bovengenoemd onderzoek langeafstandstrekkers. De Dennensijs trekt van hoger gelegen gebieden naar lager gelegen gebied. Gemiddeld genomen vliegen ze op 550 meter hoogte. Het hoogst gelegen gebied ligt op 1146 meter hoogte. Het laagste gelegen gebied ligt op 62 meter hoogte. Het merendeel van de trekroute is over algemeen relatief laag gebied. De Dennensijs is redelijk donker van kleur. Na de rui zijn ze iets lichter. Dus dat helpt bij het niet oververhitten tijdens de trek. De grond dagtemperatuur, in de zomer, in het gebied waar de Dennensijs trekt is gemiddeld er een temperatuur van 20° C. Dat is niet echt warm. Bij deze temperatuur en als de vogels op hoogte vliegen, is de kans klein dat ze hierbij oververhit raken. Door dit alles hoeft de Dennensijs niet echt licht te zijn van bevederingskleur om bij de trek niet oververhit te raken. Deze gemiddelde temperatuur is in de zomer gemeten. Dus het boven genoemde onderzoek geldt in mindere maten voor Dennensijs.
De Lawrencesijs trekt zo’n 1700 km. De Lawrencesijs is dus een korteafstandstrekker, minder dan 2000 km. Bij de trek vliegt de Lawrencesijs over hoog en laag gelegen gebied. Gemiddeld genomen vliegt ze op 1165 meter hoogte. Het hoogst gelegen gebied ligt op 1881 meter. Het laagst gelegen gebied ligt op 99 meter. Grote verschillen moet de Lawrencesijs overwinnen bij de trek. De Lawrencesijs is over het algemeen licht van kleur. Dit geldt voor beide geslachten. De grond dagtemperatuur, in de zomer, in het gebied waar de Lawrencesijs trekt is er een temperatuur van gemiddeld 30º C. Dat is een redelijk hoge temperatuur. Bij deze hoge temperatuur, ondanks dat de Lawrencesijs over redelijk hoge berg moet vliegen tijdens de trek, is het, gezien door het onderzoek, maar goed dat de ze licht van verenkleed is. Dat lichte verenkleed reflecteert het zonlicht zodat ze niet oververhit raken in de trek.
De Treursijs trekt zo’n 1500 km. De Treursijs is dus een korteafstandstrekker, minder dan 2000 km. De Treursijs trekt over gebieden waar ze relatief hoge en lage bergen moet overwinnen. Gemiddeld genomen vliegt ze op 900 meter hoogte. Het hoogst gelegen gebied dat ze over vliegt is op 2495 meter. Het laagste gebied dat ze over vliegt is op 147 meter. Ook de Treursijs moet grote verschillen in hoogte overwinnen bij de trek. Na de broedperiode ruit de Treursijs. Zowel man als pop hebben na de rui een licht gekleurd verenkleed. De man is zelfs bijna niet meer terug te herdenken, zo anders is zijn verenkleed dan. De grond dagtemperatuur, in de zomer, in het gebied waar de Treursijs trekt is gemiddeld 30º C. dat is ook weer een redelijk hoge temperatuur. Bij zo’n hoge temperatuur, ondanks de hoge bergen die ze moeten overwinnen tijdens de trek, gezien door de ogen van het onderzoek, maar goed dat beide geslachten van de Treursijs een licht verenkleed hebben. Dit zorgt er voor dat de vogels tijdens de trek niet oververhit raken.
De Mexicosijs trekt zo’n 6950 km. De Mexicosijs is dus een langeafstandstrekker, meer dan 2000 km. De Mexicosijs trekt ook over gebieden met hoge en lagen bergen. Gemiddeld genomen vliegt ze op 745 meter hoogte. Het hoogst gelegen gebied dat ze overvliegt is 1904 meter. Het laagste gebied dat ze overvliegt is 20 meter. Ook de Mexicosijs moet grote verschillen in hoogte overwinnen bij de trek. Na de broedtijd zijn de veren van de Mexicosijs pop nog lichter van kleur dan in de broedtijd. De man zal na de rui ook wat lichter van verenkleed zijn, zeker op zijn buik. De rug die nagenoeg zwart is, zal ook wat lichter worden. Maar blijft toch vrij donker. Dit is dan ook de uitzondering op het genoemde onderzoek. Het enige wat oververhitting van de man bij de trek zou kunnen voorkomen is de relatieve hoge bergen die hij in het algemeen moet overwinnen bij de trek. De pop heeft hier geen problemen bij, zij is lichter van bevedering dan de man. De grond dagtemperatuur, in de zomer, in het gebied waar de Mexicosijs trekt, is gemiddeld 25º C tot 30º C. Dat is redelijk hoog, zeker in de gebieden die ze moeten overvliegen bij de trek. Waarom de Mexicosijs man afwijkt, met betrekking tot de bevindingen van het onderzoek, is niet duidelijk. Of er andere factoren een rol spelen is mij ook niet duidelijk. Als iemand zicht heeft op hoe dat werkt bij de Mexicosijs man, hoor ik dat graag.