Verzorging in de broedtijd

Door: A. Lemmens.

ALGEMEEN:
Op het moment dat de rui voorbij is, komen de vogels in de rustperiode. Op datzelfde moment begint ook de voorbereiding van de broedperiode. Net zoals in welke andere periode dan ook, hebben de vogels nu ook bijzondere aandacht nodig voor voeding, rust, lichturen enz. Rust is net zoals alle andere aandachtspunten van groot belang. Als vogels leven in en rustige omgeving herstellen ze sneller van alle inspanningen, zoals rui, tentoonstelling, broed enz. In deze periode van rust hebben de vogels minder eiwitrijk voedsel nodig, zoals al eerder gememoreerd in het hoofdstuk voeding. We geven in plaats van opfokvoer nu krachtvoer, dus minder eiwitten. Twee weken voordat we beginnen met broeden schakelen weer over op opfokvoer. Deze overgang van minder eiwitrijk voer naar eiwitrijk voer hebben de vogels nodig om in broedconditie te komen . Dit geldt zeker voor de mannen, die hebben het altijd wat moeilijker om in broedconditie te komen. Zwarte stip, een groot probleem in de kanariekweekwereld is dan ook verholpen, maar dat onderwerp wordt in een ander hoofdstuk behandeld.

Voorbereiding broedperiode.
Voeding als broedstimulans. Bepaalde voedingsproducten kunnen de broedstimulans bevorderen. Vaak heeft dat te maken met percentage eiwit in dat voedsel. Men moet wel goed in de gaten houden, dat men niet teveel eiwitrijke voeding geeft, dan krijgt men vogels die te broedrijp zijn. Mannen gaan de nesten slopen, of mannen laten de eieren niet met rust, of zij blijven achter de pop aanjagen, enz. De producten die een stimulans kunnen zijn voor de broedconditie zijn: hennepzaden, insecten zoals miereneieren, pinky’s, meelwormen, buffelo’s, paardebloemen, alle soorten weegbree, teunisbloemzaad, radijszaad, hondsdraf en rode gierst.

Lichturen.
Voor dit item verwijs ik ook naar hoofdstuk 4 item licht. Onze vogels hebben in de rustperiode niet meer licht nodig dan 11 uren. Onze sijzen zijn zaadeters, voor vogels die leven van vruchten en insecten is dat anders. Deze vogels hebben 15 uren licht nodig. De lichturen hebben dus iets te maken met de verteringssnelheid van het voedsel dat ze opnemen. Zaden verteren minder snel dan vruchten en insecten. Als de nacht te lang is kunnen de vogels overdag niet genoeg voedsel opnemen om de nacht door te komen. Zaadetende vogels zullen niet meteen doodgaan, maar zullen wel langzaam maar zeker achteruit gaan in conditie. Herstellen van het afgelopen broedseizoen en de rui zit er dan zeker niet in. Als we het aantal lichturen gaan aanpassen van rustperiode naar broedseizoen of omgekeerd, zullen ze dat stapsgewijs moeten doen zodat de vogel de kans krijgt om vaan de verandering te wennen. Het aantal lichturen voor het broedseizoen voor onze sijzen is 15 uren. Het verlengen of verkorten van het aantal lichturen doen we met een half uur per week. ‘Morgens een kwartier en ‘avonds een kwartier. Met andere woorden hebben we acht weken nodig om het licht van elf uren te verlengen naar 15 uren en omgekeerd. Het proces van broedrijp worden is een ingewikkeld proces, neem daar de tijd voor. In een vogellichaam moet heel wat gebeuren voordat ze broedrijp zijn. Nesten en nestmateriaal.

De meeste grotere soorten van de Amerikaanse sijzen, zoals baardsijs, zwarte sijs, lauwrenssijs, diksnavelsijs en dennensijs kunnen we het beste kanarienestkastjes, de getraliede, geven. De andere soorten nestkorfjes. Uitzonderingen daargelaten. Als ze geen nest willen maken, neem dan eens een ander soort nestgelegenheid, je weet maar nooit. Iedere vogel heeft zo zijn voorkeuren. Ondanks deze verschillen in voorkeur, moeten we het niet vreemd vinden dat de poppen toch vaak op meerdere plekken een nest gaan bouwen. De ene dag bouwen ze daar aan hun nest en de volgende dag weer op een andere plek. Zoals gezegd, dit is niet vreemd, de meeste sijzen doen dit. Op het moment dat het eerste ei gelegd wordt, wordt pas de definitieve broedplaats bepaald. Daarom moet er ook gezorgd worden voor meerdere broedgelegenheden in de vlucht of kooi. De vogels kunnen zo zelf kiezen. Veel van de Amerikaanse sijzen zijn nogal rommelige nestenbouwers, nestmateriaal in het nest, nestmateriaal uit het nest enz. Nestmateriaal van het ene nest naar het andere. Het kan voorkomen dat ze hun eerste ei moeten leggen in een nest dat nog niet afgebouwd is. Om dit te voorkomen is het goed om een kokostouwnestje vast te maken in het nestkorfje of nestkastje, dan hoeven ze het ei tenminste niet op een kale nestbodem te leggen. Goede nestmaterialen zijn tegenwoordig overal te koop en zijn vaak een mengsel van verschillende soorten. De mengsels voor Europese Cultuurvogels voldoen goed en bestaan uit dierenharen, jutte, sisal, watten enz. Voor de ruwe opbouw van het nest geven veel sijzen de voorkeur aan kokosvezel. Dit nestmateriaal moet zeker verstrekt worden. Naast het mengsel en de kokosvezel is het goed om nog wat mos, gras en vogelmuur te geven. Vogelmuur heeft de eigenschap om insecten en parasieten te verdrijven, hiervoor komen ook nog kamille, kruismunt in aanmerking, maar dan wel gedroogd. Hetzelfde effect bereik je door jonge bladeren van bomen te drogen. Jonge bladeren van bomen produceren een bepaalde stof die insecten zoals rupsen afweren. Rupsen leven van de jonge bladeren. De boom weert ze op deze wijze. Diezelfde stof weert ook andere insecten zoals luis, bloedluis enz. waar vogels bij de kweek last van kunnen hebben.

Dennentakken.
Dennentakken of coniferentakken gebruiken we in de broedperiode om de nestkastjes te camoufleren, zodat de vogels meer beschut kunnen zitten gedurende het broeden. Tegen het gaas, aan de binnenkant van de vluchten, kunnen we ook deze takken ophangen, wast de nodige rust in de vluchten geeft. Door de looistoffen, hars en etherische oliën, die bestanddelen zijn van deze takken, is het ook nog bevorderlijk voor de broedstemming, bovendien ruiken deze takken ook nog lekker fris in de vogelruimte.

Ventilatie.
Ventilatie is altijd belangrijk, dus nu in deze periode ook. Zie hiervoor ook hoofdstuk 4 huisvesting. Zeker als er jonge vogels zijn is schone lucht belangrijk. De jonge vogels krijgen genoeg beschermende stoffen mee van de moeder, maar toch is het beter de jonge vogels niet bloot te stellen aan extra gevaren voor de gezondheid. Hun immuunsysteem moet zich nog opbouwen. Voor ons zelf als liefhebber en kweker is het ook beter dat we vertoeven in ruimten die schone lucht bevatten in plaats van slechte, zuurstofarme lucht. De relatieve vochtigheid moet in de broedtijd 70% zijn. Als de lucht te droog is hebben de jonge vogels moeite met uit het ei te komen omdat de eischaal te hard is. Het koppelen van de vogels.

Het samenstellen van de kweekstellen kan op twee manieren.
De ene kweker geeft er de voorkeur aan om de kweekstellen het hele jaar door bij elkaar te laten. De andere huisvest de mannen buiten het broedseizoen samen en de vrouwen ook apart in een andere vlucht. Wat het beste is, is moeilijk te zeggen. Ik heb altijd de voor keur gegeven aan de eerste methode. Voordeel hiervan is dat de vogels niet meer aan elkaar hoeven te wennen als het broedseizoen gaat beginnen, niet alle vogels passen tenslotte bij elkaar. Waar we bij het koppelen zeker op moeten letten is dat we geen schimmel vogels of intensieve vogels aan elkaar koppelen. Dit gaat altijd ten kosten van de kwaliteit van de bevedering. Twee schimmelvogels geven losse bevedering en twee intensieve vogels geven te korte en dunne bevedering. Ik ben niet voor het koppelen van ondersoorten aan elkaar, ik bespreek dit verder in hoofdstuk 10, Hybriden.

Voeding.
Dierlijke eiwitten. Dierlijke eiwitten hebben veel zaadetende vogels nodig om hun jongen groot te krijgen. Deze eiwitten zijn nodig bij de groei van de vogel, bij de opbouw van cellen van botten, organen, veren enz. Zonder deze eiwitten worden de vogels ook wel groot, maar in de jeugdrui krijgen de vogels problemen en gaan heel vaak dan dood. De jeugdrui is de eerste rui van alleen maar de donsveren dus niet de pennen. Als de jonge vogels deze insecten niet verstrekt worden dan wordt de weerstand onvoldoende opgebouwd. De insecten geven we de eerste 14 dagen van hun leven. De volgende insecten of larven kunnen we geven: miereneieren (natuurlijk niet uit de natuur), pinky’s, meelwormen, buffelo’s en dit alles uit de diepvries. Met diepvries insecten worden de ingewanden van de jonge vogels niet beschadigd. Het heeft nog een voordeel, nl dat er geen bacteriën meer inzitten, een extra veiligheid voor de vogels. Paardenbloemknoppen. De paardenbloemknoppen bevatten buiten eiwitten ook een behoorlijk percentage caroteen. Caroteen komt tengoede aan de kleur van de bevedering . De groene, gele en de rode bevedering van de vogels worden warmer van kleur. Daarom is het goed de jonge vogels, natuurlijk ook de ouder vogels, deze knoppen te geven tot ze door de rui zijn. We geven ongeveer 3 knoppen per vogel per dag. We moeten deze knoppen op het juiste moment plukken. De paardenbloem is een bijzondere plant, als je weet dat ze twee maal bloeit in een cyclus. De eerste bloei is de gele bloem, de ‘tweede bloei’’ ontstaat na het vormen van het zaad, het zogenaamde pluis, waar de plant haar zaad mee transporteert. Wij moeten de knoppen van deze plant plukken op het moment dat de plant nog geen pluis heeft gemaakt, dus tussen de eerste en ‘tweede’ bloei. We kunnen van deze knoppen een voorraad aanleggen, die in de diepvries bewaard kan worden, zodat we de knoppen ook nog kunnen voeren als de plant er niet meer is. De paardenbloem bloeit in het voorjaar en soms later nog in het najaar. Gebroken zaad. Als de jonge vogels zijn uitgevlogen, gaar ze al snel overal aan pikken. Ze oefenen hun snavelspieren. Om ze hierbij wat te helpen zetten we een bakje in de vlucht met gebroken zaden en eivoer. Het helpt de jonge sijzen met het snel zelfstandig worden. Gebroken zaad maken we makkelijk zelf. Het gewone zadenmengsel dat we aan de vogels geven doen we in een koffiemolen en die laten we 2 of 3 maal kort draaien.

Eieren rapen.
Dit onderwerp is al vaak besproken. De ene kweker is er voor, de andere doet het niet. Zowel voor- als tegenstanders hebben daar hun redenen voor. Eieren rapen doet men om te voorkomen dat de jongen niet allemaal tegelijk uitkomen. De eerste vier eieren die de vogel legt worden weggenomen en vervangen door een kunstei. De echte eieren worden bewaard in een bakje met heel fijn zand of watten, waar de eieren worden opgelegd. Heel fijn zand heeft de voorkeur, omdat de eieren hierin niet gaan rollen, waardoor ze kunnen beschadigen, De bakjes krijgen het nummer van de broedkooi of nestkastje, anders weten we niet welke eieren waar thuis horen. Na het laatste ei, als er een dag niet gelegd is, leggen we de eieren terug. De eieren rapen we met een eierraappincet, niet met onze vingers. Onze huid geeft vet af met de nodige zuren, die niet goed zijn voor de eieren. Ook je handen altijd goed wassen, anders breng je makkelijk infecties over van het ene nest naar het ander. De tegenstanders van het eierenrapen hebben een ander theorie. Het eierenrapen is niet nodig omdat de natuur hiervoor zorgt. Bij vogels die nog niet gedomesticeerd zijn, dus nog dicht bij de natuur staan, speelt nog een ander gegeven een rol bij het wel of niet eieren rapen.

Vogels kun je in twee gedragsvarianten verdelen. De rustige vogels, vrees kennen ze niet, ze zullen hun verzorger eerder benaderen dan andere, de vogel laat zich fier zien en kijkt je recht in de ogen. De zenuwachtige schuwe vogel vliegt weg als zijn verzorger in de buurt komt, kijkt je niet aan en is altijd klaar voor weg te vliegen. Beide gedragsvormen komen bij beide geslachten in een soort voor. Deze gedragingen kunnen in verband gebracht worden met het mannelijke hormoon testosteron, dat ook bij het vrouwelijke geslacht voorkomt. Het wijfje geeft aan de achtereenvolgens gelegde eieren telkens een hogere dosis testosteron mee, waardoor de laatstgeborene jong meer testosteron dan de eerder geborene heeft mee gekregen. Testosteron bevordert het bedelgedrag, de groeisnelheid en de agressiviteit. Zij, die meer testosteron mee gekregen hebben vertonen een dominant gedrag. Hierdoor wordt het verschil in leeftijd opgeheven. Als wij in deze situatie de eieren rapen, waardoor de jongen tegelijk uitkomen, krijgen de jongen met meer testosteron een voorsprong en blijven de jongen met minder testosteron achter in groei, waardoor we zelf de situatie veroorzaken die we juist willen voorkomen. Daarom moet iedereen voor zichzelf uitmaken wat hij of zij doet met betrekking tot het rapen van eieren en verder onderzoek zal toch nodig blijven. Een ander onderwerp wat dicht bij het rapen van eieren ligt, het schouwen van de eieren, is al vaak beschreven . Ik ga niet verder op dit onderwerp in, maar verwijs naar bijvoorbeeld het boek over de kweek van vogels van dhr. J.Holsheimer, zie literatuurlijst.

Het ringen van de vogels.
Voor de ringmaten, dit bij elke Amerikaanse sijzensoort hoort, zie de beschrijving van elk soort in hoofdstuk 1. Het ringen van de jonge vogels doen we rond de derde tot zesde dag. Een ruime marge, dat is zo, maar kijk op tijd of het ringen al lukt want de kleinere soorten groeien snel en de ringen zijn klein. Of het moment van ringen de juiste is kunnen we zien aan het gegeven dat als de ring om het pootje is geschoven en de ring voorzichtig wordt teruggehaald de ring weerstand moet ondervinden, dan is het moment goed. Controleer de dag erna of de ring er nog om heen zit. Voordat we gaan ringen, doen we ventielslang om de ringen en wel om de volgende rede. De oudervogels willen het nest zo schoon mogelijk houden, alles wat vreemd is wordt verwijderd. Dus ook de ring met vogel en al wordt uit het nest gegooid. Door de ventielslang valt de ring niet zo op bij de oudervogels, omdat de ventielslang de kleur van de poten heeft. Pakken ze de ring met ventielslang er omheen toch vast om deze te verwijderen dan voelt de ring door de ventielslang zacht aan den denken de vogels dat het het pootje is en gooien hen er niet uit. De handigste manier om de ventielslang te bevestigen is de volgende. We knippen een stukje ventielslang af en schuiven de ring over een satéstokje, dan schuiven we het stukje ventielslang over het satéstokje. Met een andere satéstokje gaan we met de punt van dit tweede stokje onder de ventielslang en schuiven met een draaiende beweging om het eerste stokje de ventielslang over de ring heen. Met onze vingernagels schuiven we de ventielslang zo over de ring dat de ring helemaal bedekt is met de slang.

Als de jonge vogels eenmaal zijn uitgevlogen kan je het beste de slang weer verwijderen, het is namelijk vaak zo dat de slang van de ring schuift en het pootje van de vogel kan afklemmen. Het verwijderen van de slang gaat het beste met een papiermesje met een lange punt. Met de punt van het mesje tussen de slang en de ring ingaan met de snijkant van het mesje naar de ventielslang toe en dan de slang doorsnijden. Het pootje goed in bedwang houden want het mesje is scherp. Gebruik bij het ringen vaseline, een beetje vaseline in de ring en aan het pootjes en het ringen gaat makkelijker. Als het ringen moeilijk gaat omdat de vogel eigenlijk te groot is, is door de vaseline de kans klein dat je te hard trekt aan de tenen van de vogel, ze glijden door je vingers van de vaseline. Neem bij het ringen ook niet alle jongen tegelijk uit het nest, doe het een voor een, dan merkt de pop het niet.

Problemen in de broedperiode.
Het komt nogal een voor dat de man de pop niet met rust laat broeden. De man is dan te gedreven. Hij wil de pop alleen maar treden en daarvoor jaagt hij haar steeds van het nest. Van broeden komt dan niet veel terecht. De enige oplossing is dan de man weg te halen bij de pop. Zet de man in een tentoonstellingskooi en plaats de kooi zo dat de pop de man kan zien. Een ander moment dat de man bij de pop weggenomen moet worden is als de uitgevlogen jongen achtervolgd worden door de man, terwijl de jongen nog niet zelfstandig zijn. Houdt dit goed in de gaten, de jongen kunnen dan zeer snel sneuvelen. Plaats nu ook de kooi zo dat de pop de man kan blijven zien.

Onbevruchte eieren.
Het komt nogal eens voor dat de eieren onbevrucht zijn, dit kan veel oorzaken hebben. Een daarvan is dat de mannen te lange nagels hebben, waardoor de poppen de mannen niet laten bevruchten. Als de poppen te lange nagels hebben kan dat de eieren beschadigen met valle gevolgen van dien. Knip de nagels dan ook voor het broedseizoen als ze te lang zijn. Voor de vogels kan te lange nagels ook nog andere gevaren met zich meebrengen. Ze kunnen verstrikt raken in nestmateriaal of ergens ander in blijven hangen. Gebroken poten of zelfs ophanging kan het gevolg zijn. Het knippen van de nagels is niet zo heel erg moeilijk. Zorg voor een scherp nagelknippertje. In de nagel van de vogel zit een bloedvat. Dit bloedvat kan je tegen het licht van een lamp zien. Blijf met knippen ruimschoots van dit bloedvat vandaan. Knip de nagel ook niet haaks af maar onder een hoek, dan is de nagel nog scherp waardoor de vogel nog grip heeft op de stok. Mocht het fout gaan en je raakt het bloedvat toch, dan kun je de bloeding stelpen me een klein beetje gesmolten kaarsvet. Er moet eigenlijk altijd gelet worden op de lengte van de nagels, ook buiten de broedtijd. De nagels vergroeien snel en dan is herstel niet meer mogelijk. Vaak ligt de oorzaak van de te lange nagels bij de keuze van stokken. Als de stokken te dun zijn grijpen de vogels met hun nagels om de stok heen, waardoor de nagels niet slijten. De stok moet zo dik zijn dat de vogel met zijn nagels in de stok grijpt, dan slijten de nagels wel. Om dezelfde reden kunnen de stokken beter ruw zijn van oppervlakte, dan slijten de nagels ook sneller. Na de broedronden, als de jonge vogels zijn uitgevlogen, zijn we geneigd om de nesten van de sijzen schoon te maken, wat ook een hygiënische gedachte is. Alleen is het bij onze sijzen een verkeerde gedachte. Laat het oude nestmateriaal in de nesten. De pop renoveert het nest voor de volgende ronde. Als we het nestmateriaal zouden weghalen is het broedseizoen volgens de vogels voorbij en zij vallen in de rui. De sijzen houden over het algemeen hun nest goed schoon. Alle ontlasting van de jongen wordt de eerste drie tot vier dagen door de pop opgegeten, wat weer te maken heeft met het gegeven dat er in de ontlasting van de jonge vogels nog veel voedingsstoffen zitten. Na deze drie tot vier dagen brengt de pop de ontlasting weg van het nest. Omdat op deze manier het nestmateriaal het hele broedseizoen blijft liggen is het ook belangrijk om de nesten preventief te bewerken met kruiden tegen luis enz. Hierin kunnen de vogels zelf een rol spelen als wij ze de kruiden hiervoor aanreiken. Dat vogels in de natuur kruiden gebruiken in hun nest ter bestrijding van parasieten, zijn wetenschappelijke onderzoeken naar gedaan met verbluffende uitkomsten. Als wij met deze onderzoeken ons voordeel kunnen doen, moeten we dit zeker niet nalaten.

De administratie.
Het administreren van de broedgegevens is en belangrijke dagelijkse handeling. Hiervoor zijn en aantal redenen te noemen. Hierbij gaat het niet alleen om op te schrijven welke ringnummers van de jongen bij welk stel horen, maar ook om de dagelijkse gebeurtenissen bij te houden. Wordt er iedere dag een ei gelegd, wanneer begint de pop met broeden, is er geen agressie tussen man en pop, zijn de eieren bevrucht, laat de man de pop rustig broeden, wanneer moeten de eieren uitkomen en wanneer zijn ze geraapt. Ook moeten we bijhouden of de jongen goed gevoerd worden, of de man meevoert, wanneer zijn de jongen geringd, laat de man de jongen met rust als ze uitgevlogen zijn, wanneer zijn de jongen zelfstandig, wanneer begint de pop vaan de volgende ronde enz. enz. Al die gegevens zijn voor een goede selectie belangrijk. Vogels waar we problemen mee hebben, moeten we uitsluiten voor de broed. Aan de hand van de gegevens kunnen we zien of we een goed koppel hebben samengesteld. Is de combinatie van man en pop goed, komen er mooie vogels uit voort. Welke jonge vogels willen wij houden om mee verder te kweken en welke kunnen we verkopen. Met welke vogels gaan we naar de tentoonstelling. Welke vogels kan ik volgend jaar aan elkaar koppelen en welke niet in verband met inteelt. Als er mutanten gekweekt willen worden zijn deze gegevens nog belangrijker in verband met afstamming en welke vererving hebben ze. Een ander belangrijk punt bij het vastleggen van gegevens is, dat je makkelijker je ervaringen kunt doorgeven. Dit in de vorm van het schrijven van artikelen voor clubbladen en andere periodieken. Dan hoeft niet iedere beginnende sijzenkweker steeds weer opnieuw het wiel uit te vinden. Hierin hebben we met zijn allen ook een taak, met deze gegevens help je jezelf en ook andere liefhebbers.