Magellaansijs

Spinus magellanicus

Spinus magellanica
*klik op een foto voor een grotere weergave

Beschrijving
Deze sijs is een kleiner gebouwde versie van de diksnavelsijs. Hij is wijd verspreid over Zuid-Amerika. Hij hybridiseert met de Zwartesijs en de Kordillensijs. Hij heeft ook gelijkenis met de olijfsijs, maar is kleiner en heeft een ander leefgebied. De lengte is 11-12 cm en en weegt 12.8-13.9 gram.

Man
De kop, kin, nek, wang en ongeveer 1 cm op de borst is gitzwart. Het zwart is mooi scherp golvend afgetekend. De rug tot aan de staart is olijfgroen. De stuit is heldergeel. De staart is gitzwart, de buitenste pennen van de staart hebben aan de basis een gele vlag. De borst is helder geel. De buik is geel tot bijna aan de staart, de rest is wit. De dijen zijn eveneens wit. De eerste vleugeldekveren zijn zwart. De tweede rij vleugeldekveren zijn zwart met uiteinden die geel zijn. De vleugelpennen zijn zwart met aan de basis een geel gedeelte, die aan het einde geel en wit omzoomd zijn en dan overgaan in een witte omzoming tot aan het uiteinden. De buitenste 5 of 6 vleugelpennen hebben een middengedeelte wat geel is, dit geel vormt de spiegels, die aansluiten bij het geel van de tweede rij vleugeldekveren.

Pop
De tekening van de vleugels en de staart is nagenoeg gelijk aan die van de man, alleen wat valer van kleur. De koptekening ontbreekt. De kop is olijfgroen, de wang en kin eveneens met een duidelijke gele oogstreep. De onderbuik is witgrijzig.

Ringmaat
De ringmaat is 2,5 mm


magellaansijs_koppel_2
*klik op een foto voor een grotere weergave

Verspreidingsgebied
Deze sijzensoort komt, met uitzondering van het uiterste zuiden, in heel Zuid Amerika voor.

Leefomstandigheden
Hij komt voor van de laaglanden aan de kust, in gematigde, subtropische en tropische gebieden tot op 5000 meter hoogte. Hij leeft in bosgebieden en savannes met bosjes, op palmplantages, moeraswouden, gecultiveerde akkers, parken en grotere tuinen in de grote steden. Meestal leven ze paarsgewijs of in kleine groepen, maar buiten het broedseizoen in grotere zwermen en ook met andere sijzensoorten, als de diksnavelsijs. Het is een niet schuwe en beweeglijke sijs en vlug in hun bewegingen en in hun golvende vlucht.

Voeding in de natuur
Zij vinden hun voedsel in bomen, struikgewas en op de grond. Zij eten vele soorten zaden, distels, bladerknoppen, slablaadjes en soms insecten.

Zang
De roep is een lange trilling ‘trrrr’, afwisselend met een herhalend ‘djey-djey’. De zang is nogal gevarieerd van samenstelling, kort kwetteren ‘tseet-tseet, tseet-weet, of tseet-weet-a-weeta’. Hij imiteert veel andere vogels.

Trek
Er zijn in de winter wel wat verplaatsingen, maar er kan niet van een echte trek gesproken worden.

Ondersoorten
Er is een aanzienlijke variatie in grootte en intensiviteit van het olijfgroen en geel in de bovenste delen van de vogels. Het gaat hier te ver om elke ondersoort apart te beschrijven en ik volsta dan ook met de naam en hun verspreidingsgebied.

  • Spinus magellanicus ictericus,: centraal Brazilië tot oostelijk en zuidelijk Paraguay.
  • Spinus magellanicus longirostris: Bolivia, het zuidoosten van Venezuela, Guyana en het noordwesten van Brazilië.
  • Spinus magellanicus alleni: het zuidoosten van Bolivia, Paraguay en het noordoosten van Argentinië.
  • Spinus magellanicus sanctaecrucis: oostelijke en centraal Bolivia.
  • Spinus magellanicus tucumanus: het noordwesten van Argentinie.
  • Spinus magellanicus bolivianus: centraal en zuidelijk Bolivia.
  • Spinus magellanicus urubambensis: zuidelijk Peru en noordelijk Chili.
  • Spinus magellanicus peruanus: centraal Peru.
  • Spinus magellanicus Paulus: zuidelijk Ecuador en zuidelijk Peru.
  • Spinus magellanicus capitalis: zuidelijk Colombia, Ecuador en noordelijk Peru.
  • Spinus magellanicus magellanicus dit is de nominaatvorm, Uraguay en het oosten van Argentinïe

Mutanten

  • Lutino: goudgeel van kleur 1998
  • Agaat: goudgeel van kleur 1996
  • Pastel: citroengeel: 1997
  • In Italië is een pastel topaas gekweekt
  • Dubbelpastel Duitsland 2004

Soortgerichte informatie
De pop maakt alleen het nest (napvormig) 1 tot 2 meter boven de grond. Het nestmateriaal bestaat uit: gras, kokosvezel, boomschors en katoen. Er worden 2 tot 4 eieren gelegd, bleekblauw van kleur met aan de stompe kant roodbruine stippen. De eieren worden 12-13 dagen bebroed en ronde de 17-18 dag komen de jongen uit het nest. De jongen worden de eerste 14 dagen gevoerd met insecten en verse kruiden.

Terug naar Soorten index >>