De sijs is de enige inheemse soort van Haïti en is waarschijnlijk met geen andere soort in aanraking geweest omdat het de enige sijzensoort van de Cariben is.
Het gewicht van deze sijs is 12,8 tot 13,9 gram. De lengte is 11-12 cm. De vleugels van de man: 64-65,5 mm en van de pop 62-65 mm. De staart is 39-43 mm. De ringmaat is 2,5 mm. Het gewicht van deze sijs is 12,8 tot 13,9 gram. De lengte is 11-12 cm. De vleugels van de man: 64-65,5 mm en van de pop 62-65 mm. De staart is 39-43 mm.
de kop, wangen, kin en bovenste deel keel zijn zwart. In de nek en hals is er een scherpe golvende aftekening van het zwart. De rug, hals en onderste gedeelte van de keel zijn helder geel, overgaand in olijfgroen. De dekveren zijn olijfgroen met gele buitenrand en zwarte binnenrand. De duimveren zijn helder geel omzoomd aan de buitenkant. De slagpennen zijn zwart met een helder gele omzoming aan de buitenzijden en de uiteinden zijn smal wit omzoomd. De buik is helder geel overgaand naar de staart in lichtgeel. De buitenste staartpennen aan weerszijde hebben gele vlaggen en zijn verder zwart. De snavel is huikleurig met een donkere punt. De poten zijn donker en de nagels donker bruin.
De kop is olijfgroen bruin evenals het achterste van de nek en rug. De stuit is iets helder olijfgroen overgaand in olijfgroen grijs naar de staart. De staart is zwartbruin met aan weerszijde smalle lichtgele vlaggen. De dekveren zijn olijfgroen bruin met licht gele omzoming aan de buitenkant. De duimveren zijn lichtgeel. De vleugelpennen zijn zwartbruin met lichtgele omzoming aan de buitenkant. De wang en keel zijn heel licht olijfgroen. De borst en buik zijn opmerkelijk licht olijfgroen met donkerder olijfgroen bruine lizard tekening, overgaand naar de staart in lichtgeel wit. De poten zijn donkerbruin en de nagels net iets donkerder. De snavel is huidkleurig met meer donker aan de punt dan de man.
De kop, nek en borst zijn licht bruin met donkerbruine groffere lizard tekening dan de pop. De rug en stuit zijn licht bruin. De staart is donkerbruin met aan weerszijde licht bruine vlaggen. De dekveren van de vleugels zijn donkerbruin met lichtbruinen omzoming aan de buitenkant. De binnenste 3 tot 4 dekveren hebben aan het uitende een witte omzoming. De poten zijn lichtbruin en de nagels donkerder. De snavel is lichtbruin met donkere punt.
Deze sijs komt (zoals de naam al zegt) alleen voor op Haïti.
Het zijn vogels van het hoogland net boven de 1500 meter. Men ziet ze meestal in kleine groepen van zo’n 25 vogels, ook in het broedseizoen. Hun roestplaats is in de bomen, die vrij staan. Foerageren doen ze in het kreupelhout of in lage struiken. De pijnboombossen zijn hun verblijf waar ze veel vertoeven.
Ze eten hoofdzakelijk zaad van bomen en planten uit hun omgeving.
De basis toon is een zacht laag chut-chut, afgewisseld met een hoger swee-ee met het getjilp wat heel wat sijzen eigen is. De zang lijkt wel wat op die van de treursijs.
Over de trek is weinig bekend. Waarschijnlijk verplaatsen ze buiten het broedseizoen naar lager gelegen gebieden.
De Haïtisijs kent geen ondersoorten.