Groenrugsijs | Augus Klages

2014.

Het houden en kweek.
Door: August Klages.
Vertaling: A. Lemmens.
Met toestemming overgenomen.

Onderverdeling.
De Groenrugsijs (carduelis psaltria Hesperophila), die onder kwekers ook groenrug Mexicosijs, Groenrug, Arkansasijs of Groenwangsijs genoemd wordt, is een ondersoort van de mexicaansesijs. Laatstgenoemde wordt onderverdeeld door Wolters in 2 soortgroepen, in de typische sijzengroep (Spinus) Hesperophila Oberholser 1903 als ook in de groep Psaltria Say, 1823 samen met de ondersoorten Psaltria, Witti, Youyi en de Columbianus. Het oorspronkelijk leefgebied van de Groenrugsijs is het westen van de V.S. van de staat Washington in het noorden via West-Oregon, Noord-Nevada, Noord-Utah, Californië, Centraal Arizona tot Laag Californië (Mexico) en Zuid-Sonora (Mexico).In de winter trekken de vogels zich terug in het zuidelijk gedeelte van hun broedgebied. De Groenrugsijs komt algemeen voor in zijn gebied en heeft de voorkeur voor open landschappen met sparachtige bomen en struiken. In droog heuvelland en semi-aride biotoop (vochtig tropische gebieden) met voldoende aanbod van zaden, voor landbouw gebruikte gebieden plantages, parken en tuinen, voelen zij zich thuis. Er moet altijd water in de buurtzijn. Zo worden ook graag bosschages om een waterplaats bevolkt.

Uiterlijk van de vogel.
In tegenstelling tot de zwartrugparij van de andere ondersoorten van de Mexicosijzen is die van de Hesperophila meer of minder groen, zoals de naam al zegt. De kleur van de vleugels varieert van zwart tot groenig met duidelijk opvallende witte vleugelspiegels. De bovenkant van de kop is zwart en de wangen zijn zwartwassig groen. De onderzijde is geel maar niet zo helgeel als bij de treursijs (Carduelis tristis) of yarrelsijs (Carduelis yarellii) en het achterste deel is wit. Classen/ Massoth (1992) schrijven in hun “Handbuch der Cardueliden” toch dat alle sijzen die in die jaren (1990) ingevoerd werden zich uitsluitend als niet doorgekleurde Mexico sijzen ontpopt hebben. Pas in het midden van de jaren 90 werden ook raszuivere Groenrugsijzen geïmporteerd. Ik heb zelf in 1997 Groenrugsijzen kunnen bemachtigen en vastgesteld dat geen enkele vogel op elkaar leken. Er waren vogels met zwarte vleugels en ook met meer groene vleugels. Mogelijk waren het exemplaren uit de regio waar Hesperophila en de Psaltria zich overlappen en zich daardoor ook vermengen. Ook bij het bekijken van foto’s op het internet kon ik duidelijk bevederingsonderscheid bij de Groenrugsijs herkennen, zelfs bij vogels die in hetzelfde gebied gefotografeerd waren. Ook onderscheid in grootte was vast te stellen.

Een verklaring van G. Hofmann over zijn veldornitologische waarnemingen zegt: “Het overlappingsgebied van de Groenrugsijs en de Mexicosijs hangt af van de jaarlijkse regenval. Welke ondersoorten dan zover het gebied van de andere ondersoort ingaat laat zich niet exact voorspellen. In het Joshua Tree Nationaalpark bevinden zich de meeste echte Groenrugsijzen. De donkere exemplaren zijn een uitzondering. Maar slechts 10 mijl oostelijker ziet de situatie geheel anders uit”.

Het houden van.
De gewenning van de door mijn verkregen importvogels verliep zeer moeizaam. De vogels zaten vol coccidiose en andere darmparasieten. Het was een heel karwei om de vogels er doorheen te krijgen, dat gelukte slechts met regelmatige bemoeienissen van de dierenarts. De vogels mochten geen groenvoer aangeboden krijgen, zodat hun bevedering bleek was. Het olijfgroen was meer grauwgroen, de wangen waren gedeeltelijk zwart. T[A1]och lukte het me in november 1997 jongen van de Groenrugsijzen te kweken. Twee jaar later gaf ik het houden op van de Groenrugsijs.

Voeding.
Mijn voer mengde ik zelf. Ik gebruikte slechts zaden die opgenomen werden. Tot de mengeling behoorde: negerzaad, perilla, dennen- en sparrenzaad, lijnzaad, kropaar, wit en zwart slazaad, chichorei, brede weegbree en sesamzaad. Maanzaad en teunisbloemzaad gaf ik in een afzonderlijk bakje. Klaverzaad, hennepzaad, spinaziezaad gaf ik niet, het werd toch niet gegeten. Daarbij gaf ik divers soorten groenvoer, voedingskalk en grit. Ik hecht waarde aan zoveel mogelijke natuurlijke voeding, dat heb ik ook bij de Groenrugsijzen gehandhaafd. Ik probeer zoveel mogelijk uit en mijn vogels houden daar van. Brede weegbree, trosgierst, grashalmen, paardebloemknoppen, vogelmuur ( zonder en met zaad), elzentakken ( met bladeren) gaf ik ook vers. In de herfst werden de takken ook met niet rijpe zaden gegeven. Dat gaf ik aan al mijn sijzen al gedurende vele jaren. Ik kon vaststellen dat overjarige elzentakken heel graag gegeten werden. De jonge uitlopers werden niet zo graag gegeten. Bij de opfok van de jongen gaf ik daarbij kiemzaad, paardenbloembladen en vogelmuur. Het kiemzaad werd bestrooid met een mengsel van vitaminen, darmstabilisastor (biotic/fa.Birds en More Hungenberg) en voedingskalk. Wanneer de jongen het nest verlaten hadden gaf ik ( indien voorradig) melde, zaadstengel van de brede weegbree, trosgierst en bijvoet. Zaadstengels van de weegbree kun je overigens goed invriezen. Drie tot vier stengels per vogel per dag voerde ik ze.

Nieuwe Groenrugsijzen.
Ik was eigenlijk niet van plan nog een keer Groenrugsijzen te houden, er was toch bijna geen aanbod op de markt. Bij een collega kweker in Munsterland kon ik in 2012 weer Groenrugsijzen bekijken. Helaas in zeer slechte gezondheidstoestand. De vogels waren aan hem al ziek verkocht. Hij liet de vogels door een dierenarts onderzoeken, die diverse infectieziektes vaststelde, die al bij de vorige eigenaar aanwezig moeten zijn geweest. Enige weken later kreeg mijn collega nog enige Groenrugsijzen uit België, deze vogels gingen broeden en brachten drie jonge vogels voort. Helaas ging het om zeer donkere exemplaren, waarschijnlijk lag de oorzaak bij het paren van Mexicosijs en Groenrugsijs bij de vorige eigenaar. Soortgelijke donkere vogels had ik enige jaren geleden ook al gezien, daar hadden enkel kwekers geprobeerd hun Groenrugsijzen “zelf te maken”. Mijn interesse was weer gewekt, ik wilde opnieuw met het kweken van Groenrugsijzen beginnen.

In 2013 werden enige exemplaren aangeboden en ik verzocht hem mij een koppel te sturen. Toen ik de vogels uit de transportkist in een 160x40x50 cm grote vlucht zette, viel mij het mannetje op, het vloog anders dan het popje, de staart werd gespreid, aan de cloaca hing uitgedroogde ontlasting. Een onderzoek bij dierenarts gaf echter geen concrete resultaten. Verschillende medicijnen werden ingezet, met als laatste werd Ampho B in de snavel en het drinkwater gedaan. Gezondheidsverbeteringen en terugval wisselde zich af. Roodlicht, zon, kiemvoer, verse zaden uit de natuur niets gaf goed resultaat. Zelfs vragen bij collega kwekers gaven geen bruikbare tips. Natuurlijk had de vorige eigenaar ook gen idee, de vogels waren altijd in orde geweest, ik moest maar een keer Baycox proberen, Met al die medicijnen leefde het mannetje nog enige weken. Nu bezat ik een mooi gezond popje maar geen partner. Achteraf gezien was het beter geweest de vogels zelf af te halen in plaats van de te laten sturen. Het mannetje had ik dan beslist niet gekocht. Gelukkig kon ik dankzij bemiddeling van mijn collega kweker toch nog een gezond vitaal mannetje van Hr. Althaus verkrijgen. Hij harmonieerde met mijn popje en zo had ik weer een nieuw koppel Groenrugsijzen. Van dit koppel, ik noem het voor het gemak paar 1, trok ik een jong. Het popje broedde niet vast en verliet steeds het nest wanneer ze mij zag. Alle vier de eieren waren bevrucht en het mannetje voerde zijn popje goed. Helaas werd hij snel weer driftig, zodat ik hem uit de kooi moest nemen. Het popje voerde het jong nu alleen. Ik had echter de indruk dat het voeren niet voldoende was. Toch vloog de jonge vogel met 20 dagen uit en maakte een erge fitte indruk, het was een popje.

Het broedsel werd zoals boven beschreven hoofdzakelijk verzorgd met natuurvoeding, kiemzaad en een beetje eivoer. Het jong bleef nog ongeveer 5 weken bij het popje. Tot een volgend broedsel kwam het niet meer, beide ouder vogels vielen in de rui. En nog een koppel. Ondanks slechte ervaringen liet ik mij toch een koppel Groenrugsijzen sturen. Ditmaal was het popje niet in orde. Het mannetje was al broedrijp en ik paarde hem met een jong popje dat mijn collega uit het Minsterland ter beschikking stelde. Hieruit kwamen vier bevruchte eieren, waarvan drie jongen uitkwamen. Het scheen goed te gaan, maar twee dagen later vond ik de jongen op de bodem. Gedeeltelijk waren de snavels aangevreten, een kon ik nog terugleggen in het nest. Nadat ik het koppel gescheiden had werd het jong door het popje verder gevoerd. Op de vierde dag vloog het popje zeer onrustig in de kweekkooi hen en weer. Ik controleerde het nest en vond het jong met volle krop, kapotte snavel en het bloed liep in de krop. Zoiets had ik nog nooit eerder mee gemaakt. Mijn teleurstelling was groot, maar het was het eerste broedsel van dit koppel, ik gaf ze drie weken later nog een kans. Het popje werd bevlogen en het nieuwe nest werd gebouwd. Er werden weer vier eieren gelegd, het mannetje heb ik vijf dagen later eruit gevangen en apart gezet. Het popje broedde goed en na dertien dagen kwamen drie jongen uit. Het popje verzorgde de jongen met droog eivoer, kiemzaad , vogelmuur en gierst. Toen ze zes dagen oud warden ringde ik ze me 2,5 mm ringen. Een mannetje en twee popjes werden groot, ruiden probleemloos en dankzij de mooie ouderlijke man werden het intensief gekleurde jongen. Over de nakomende generatie van deze jongen was ik benieuwd. Nu is het echter genoeg. Van een kweker, die het houden van Groenrugsijzen opgaf, kreeg ik tenslotte nog een koppel importvogels.

Deze vogels maakten een goede indruk en kwamen enige weken in quarantaine. Daarna ruiden zij en in april 2014 was er een broedpoging. Er werden vijf eieren gelegd, maar helaas koos het mannetjes zijn slaapplaats op het broedsel. Zoals gewoonlijk liet ik de eieren in het nest liggen tot het legsel compleet was, zodat het tenslotte op de bodem terecht kwam. Het popje had het broeden opgegeven, het nest lag vol ontlasting van het mannetje. Ik haalde het nest weg, scheidde het koppel en startte een week later een nieuwe poging. Er werd een nieuw nest gebouwd en twee eieren gelegd. Na drie dagen broedde het popje niet meer, ik had echter de mogelijkheid de beide eieren bij een koppel Jouyisijzen (Carduelis Psaltria jouyi) onder te brengen. Twee jongen kwamen uit en werden door de pleegouders probleemloos verzorgd. Dat Groenrugsijzenkoppel maakte geen aanstalten om opnieuw te gaan broeden. Ik zette ze bij de andere Mexicosijzen in een grote vlucht. Ik vermoed dat dit koppel nog niet bij mij gewend is en ik ben benieuwd naar de verdere ontwikkeling van de bevedering van de jongen, die door de pleegouders zijn groot gebracht. Ik hoop dat ze net zo mooi kleuren als hun ouders . In ieder geval wil ik met dit koppel verder kweken.

Koppel nr. 1- tweede poging.
In maart heb ik een nieuwe kooi, 200x50x60 cm groot met een scheidingswand, laten bouwen. In de bovenste kooi zette ik Groenrugsijzenkoppel nr. 1. De vogels voelde zich meteen thuis en bouwden in een tralienestkastje een nest. Er werden vijf eieren gelegd, het popje broedde hier veel rustiger en ik had goede hoop. Helaas kwamen er dit keer ook maar twee jongen uit. Na een week werd het mannetje weer driftig, ik moest hem apart zetten. Ik had hoofdzakelijk paardenbloemknoppen gevoerd, elke dag zo’n 30 stuks. Dat had waarschijnlijk de broeddrift van het mannetje weer opgewekt. De jonge vogels werden op dezelfde dag geringd. Het popje verzorgde de jongen zeer goed. Gekiemd negerzaad, romanasla, paardenbloembladeren, vogelmuur met en zonder zaad werden goed gevoerd, het eivoer slechts af en toe. De paardenbloemknoppen vries ik niet in, ze krijgen ze zolang ze in de natuur voorradig zijn. In het begin geef ik de bloemknoppen met de groene, later met bruine zaden. Als de jongen van de ouders gescheiden worden krijgen zij het gewone voer. Daarnaast voer ik ze perrillazaad, dat makkelijk te ontpellen is, gemengd met zaad van de chichorei. Dit mengsel eten de jongen graag. Dit perilla- chichorei mengsel bouwde ik later stapsgewijs af, sla en ander groenvoer gaf ik wel verder.

Slotwoord.
De Groenrugsijs, wanneer goed gewend, een mooie en interessante vogel. Men moet hem een zo hoog mogelijke kweekbox aanbieden. Het houden in een volière is ook mogelijk. Ook een goede verlichting van de kweekgelegenheid is belangrijk. Daar ik nu enige ondersoorten van de Mexicosijzen heb gehouden en met wisselend succes gekweekt, denk ik te kunnen beweren dat storende tussnrui van de nominaat- en andere ondersoorten van de Groenrugsijs niet zo vaak voorkomt. Wie deze vogels aangeboden krijgt moet gelijk toehappen. Anders dan ik moet hij de vogels zelf ophalen, dan heeft hij als eerste de mogelijkheid de gezondheidstoestand van de vogels te controleren. De gewenning van importvogels is niet altijd eenvoudig, men zal een dierenarte moeten raadplegen. Enige ervaring in het houden Amerikaanse sijzen vind ik belangrijk. Ik geloof dat de Groenrugsijs de meest moeilijke soort is van de Mexicosijzen. Na de invoerstop van vogels uit het wild, die de EU verlangt, zal er in de toekomst geen sijzen meer op legale wijze in de EU komen. Het is daarom belangrijk de te kweken soorten zuiver te kweken om zo de Groenrugsijs in de toekomst te behouden.