Hoe kijken vogels.

Door A. Lemmens.

2015.

Naar aanleiding van het lezen van het boek “De zintuigen van vogels” lijkt het mij goed dat de kwekers van Amerikaanse sijzen meer inzicht krijgen dit aspect van het functioneren van vogels.

Hoe kijken vogels. Je bent gauw geneigd te denken “met hun ogen”. Dat is natuurlijk ook zo. Alleen in vergelijking met hoe wij als mens kijken, zijn er bij vogels nogal wat verschillen. Een van de opmerkelijkste feiten bij het kijken van vogels is wel dat ze met elk oog afzonderlijk verschillende zaken kunnen waarnemen op het zelfde moment. Voor ons als vogelliefhebbers is het goed om te weten hoe het zichtvermogen werkt bij vogels, dan kunnen we er ten alle tijden rekening mee houden. Wat weer voordelig is bij het houden en kweken van vogels.

Aan de hand van wat voorbeelden is er inzicht te krijgen in de werking van de ogen van vogels. Nog niet bij alle vogels is er onderzoek gedaan met betrekking tot de werking van het gezichtsvermogen. De klauwier wordt gebruikt als lokvogel voor bijvoorbeeld haviken te vangen om onderzoek te kunnen verrichten bij deze roofvogel soort. De klauwier lokt de havik niet door zijn roep, maar hij ziet de havik veel eerder dan wij als mens en laat de aanwezigheid merken door geluid te maken. Dat roofvogels een scherp gezichtsvermogen hebben is al langer bekend in de ornithologie. Hoe komt dat nu dat roofvogels sneller iets kunnen waarnemen dan bijvoorbeeld wij mensen. Roofvogels hebben twee fovea’s, dit zijn plekken op het netvlies waar scherpte mee gezien wordt, de mens heeft maar één zo’n plek op het netvlies. Op deze plekken, fovea’s, komen geen bloedvaten voor, die zouden het scherp zien belemmeren. De lichtgevoelige cellen, die het licht opvangen, zitten op deze plekken dicht op elkaar. Zoals al eerder is opgemerkt, is nog niet duidelijk of alle vogels twee fovea’s hebben. Van de klauwier en de klapekster is dat wel onderzocht, beide soorten hebben twee fovea’s. Over het algemeen kun je zeggen dat vogels beter, veel beter, kunnen zien dan zoogdieren. Voorbeelden hiervan zijn; de staartmees kan insecten op boomschors waarnemen als hij door het bos vliegt, met onze ogen kunnen we deze insecten pas waarnemen onder een microscoop. Een torenvalk kan op achttien meter afstand een insect zien van 2 mm. Tim Birkhead, ornitholoog, heeft dit uitgeprobeerd, hij kon het insect pas waarnemen op een afstand van 4 meter. Dat is nogal een verschil, achttien meter of 4 meter. Vogels hebben relatief, in verhouding met de lichaamsgrootte, grote ogen. Hierdoor is hun gezichtsvermogen beter om bij snelle vluchten, snelle prooien, te kunnen vangen. De ogen van vogels lijken klein, omdat de ogen grotendeels zijn afgedekt door huid en veren. Alleen de pupillen zijn voor ons zichtbaar. De grootte van het oog wordt bepaald door de afstand tussen het midden van het hoornvlies, de lens en het netvlies achter in het oog, de diameter van het oog. Roofvogels hebben de grootste ogen in verhouding met de lichaamsgrootte. De kiwi heeft in dat opzicht de kleinste ogen.
De grootte van het oog is bepalend voor het gezichtsvermogen van de vogel. Hoe groter het oog, hoe groter het beeld is dat op het netvlies geprojecteerd wordt. Vogels die voedsel zoeken in de donker hebben grotere ogen dan vogels die hun voedsel zoeken bij daglicht. Een uitzondering hierop is de kiwi, zijn ogen zijn in de loop ter tijd gedegenereerd. Ogen zijn zwaar, ze bestaan vooral uit vocht. Grote ogen zijn zwaar, veel vocht, ze belemmeren het vliegen van de vogel. Waarschijnlijk is dit ook de reden, te zwaar om mee te vliegen, dat vogels in hun evolutie de tanden zijn kwijt geraakt. Om voedsel te vermalen hebben ze in dit evolutieproces de spiermaag ontwikkeld. Een andere vraag, die snel bij je opkomt als je je verdiept in gezichtsvermogen, is waarom zien we één beeld, terwijl elk oog een eigen beeld waarneemt. Ook aan dit raadsel kun je het raadsel verbinden, waarom zien wij een reëel beeld terwijl de beelden op zijn kop geprojecteerd worden op het netvlies achter in het oog. Het oog is het orgaan of het instrument waar vogels en andere wezens mee kunnen zien. Het oog geeft de beelden op zijn kop door aan de hersenen. De hersenen draaien het beeld om zodat het gezien wordt op een rechtstaande manier. Met andere woorden, niet de ogen zien, maar de hersenen. Het oog geeft alleen informatie/beelden door. De informatie die doorgegeven wordt door het orgaan oog, en dit geldt voor alle andere zintuigen, zijn elektrische signalen die via de neuronen de hersenen bereiken. In de hersenen worden de signalen gecodeerd waardoor, in het geval zien, het beeld weer rechtop staat. Om duidelijk te maken dat vogels twee beelden kunnen waarnemen, wordt het voorbeeld van de eend gebruikt. Wij als zoogdier hebben onze ogen voor in ons hoofd staan, in één vlak dus. Vogels hebben hun ogen aan de zijkant van hun kop, met uitzondering van bijvoorbeeld uilen. Wij zien één beeld met onze twee ogen. De vraag is nu of vogels twee beelden kunnen waarnemen?

Graham Martin van de universiteit van Birmingham heeft veel onderzoek gedaan of vogels twee beelden kunnen waarnemen. Hij deelt de vogels in drie categorieën in;

Type 1, karakteristieke vogels zoals de merel, roodborst en zangers. Ze kunnen redelijk vooruit kijken, uitstekend opzij kijken, maar net als wij, niet achter ons. Deze soorten kunnen de punt van hun snavel niet zien, maar ze hebben net genoeg binoculair zicht (Het binoculair zien is het met twee ogen tegelijkertijd waarnemen) om hun jongen te kunnen voeren en een nest te kunnen bouwen.

Type 2, zijn eenden en houtsnip met de ogen hoog aan de zijkant van het hoofd. Ze kunnen niet goed naar voren kijken. De meeste hoeven hun punt van de snavel ook niet te zien, ze gebruiken andere zintuig (tast) om voedsel te kunnen vinden. Ze kunnen wel panoramische beelden (breed beeldig) waarnemen. Ze kunnen naar boven en achter zich kijken. Dit is nuttig bij het waarnemen van vijanden. De blikvelden van beide ogen overlappen zich nauwelijks. Waarschijnlijk nemen ze twee beelden waar.

Type 3, Hier vallen vogels onder, zoals uilen, die naar voren kunnen kijken. Ze kunnen dus niet naar achter kijken. De beide blikvelden hebben een kleiner binoculaire (Het binoculair zien is het met twee ogen tegelijkertijd waarnemen) overlapping, omdat de ogen veel meer naar buiten gericht staan dan wij denken.

Vogelogen zijn langwerpiger in vergelijking met onze ogen. Het tweede verschil met onze ogen, is dat vogels een tweede doorzichtig ooglid hebben wat men het knippervlies noemt. Dit vlies kan snel over het oog getrokken worden om het vogeloog te reinigen. Het bewegen van dit tweede ooglid gaat zo snel dat wij het nauwelijks kunnen waarnemen. Op foto’s die gemaakt zijn van vogels is dit wel vaker te zien. Door de momentopname zien we een vlies voor het oog op de foto. Naast de functie om het oog te reinigen heeft het tweede ooglid ook een beschermende functie voor het oog. Bij het voedsel zoeken beschermt het tweede ooglid het oog tegen scherpe grassen (zaad) en bladeren. Bij roofvogels gaat dit ooglid voor het oog bij het slaan van een prooi, dit om de ogen te beschermen tegen afweer van de prooi. Bij watervogels die duiken sluit dit ooglid vlak voor ze het wateroppervlak raken. De klap op het water zou het oog anders kunnen beschadigen. Het derde verschil, van het oog van de vogels in vergelijking met ons oog, vogels hebben een pecten in hun oog. Dit pecten is een donker gevlochten structuur en bestaat uit 3 tot 30 vlechten die rijkelijk van bloedvaten voorzien zijn, die vastzit aan de oogzenuw en in de oogbol uitsteekt. Het pecten is het grootst bij vogels met een uitmuntend gezichtsvermogen. Het dient waarschijnlijk voor zuurstof- en voedselvoorziening van het netvlies. Bij roofvogels is dit onderzocht. Het pecten dat een schaduw in het oog veroorzaakt, heeft geen negatieve invloed op het zicht van de vogels, omdat deze schaduw valt op de blinde vlek van het netvlies. Waar dient het pecten voor bij het kijken van de vogel; het voorziet de achterste oogkamer van zuurstof en andere benodigde voedingsstoffen voor het oog. Bij vogels is het netvlies niet voorzien van bloedvaten, bij zoogdieren is dat wel zo. Het pecten bestaat uit een kluwen bloedvaten waardoor er toch zuurstof bij het netvlies kan komen. Door de vlechtvorm van het pecten is het oppervlak maximaal en is het uitwisselen van gassen (zuurstof naar binnen en kooldioxide naar buiten) makkelijker zodat het oog kan ademen. De gele vlek van het netvlies, fovea, om scherp mee te kunnen kijken, waarvan de meeste vogels er één hebben net als wij, zijn er ook vogels met twee fovea’s. met twee fovea’s zijn de volgende vogels: kolibries, ijsvogels, zwaluwen, roofvogels en klauwieren. Daarnaast zijn ook nog vogels zonder fovea. Dat is bijvoorbeeld de kip. Vogels met geen fovea noemt men lineair fovea, met twee fovea’s noemt men het laterale en de temporale fovea. De laterale fovea’s, twee, is gelijk aan de fovea van vogels met één fovea en zorgt voor monoculair zicht op korte afstand. Monoculair zicht is het gebied in het oog waar met één oog wordt waargenomen. De temporale fovea is 45º naar voren gericht ten opzichte van de as van de kop. Deze fovea bestaat uit een sferische inzinking in het midden van de gele vlek die fungeert als een convexe lens (bolle lens) in een telelens. Hierdoor wordt de lengte van het oog vergroot zodat er hoge resoluties bereikt worden. Hoe hoger de resolutie, hoe scherper het waargenomen beeld is. De positie van de diepe fovea in het oog betekent ook dat roofvogels een bepaalde mate van binoculair zicht (met twee ogen waarnemen) hebben wat nodig is om de afstand te kunnen bepalen tot de bewegende prooi. Roofvogels die benaderd worden bewegen met hun hoofd als je dichterbij komt, dit is in gevangenschap waargenomen. Dit doen roofvogels om te kunnen wisselen tussen de twee beelden die binnen komen uit de twee fovea’s. Het ene beeld is het laterale beeld voor dichtbij te kunnen zien en het ander beeld dat van de diepe fovea komt is voor de beeld op grote afstand. In vergelijking met onze ogen kunnen de ogen van vogels veel minder bewegen in de oogkas. Dit heeft alles te maken met gewicht in verband met het vliegen van de vogels. Er zijn bijna geen spieren aanwezig die het oog meer zouden kunnen laten bewegen. Meer spieren, gezien hun gewicht, zouden het vliegen nadelig beïnvloeden. Hierdoor moeten vogels hun kop meer bewegen om te kunnen kijken. Aan de grootte en opbouw van het oog van een vogels is veel af te leiden. Toch geeft de microscopische structuur van het netvlieg meer informatie. Het geweldig scherp zicht van roofvogels is voor een groot deel te danken aan hoge dichtheid van de lichtgevoelige cellen in het netvlies. Deze cellen zijn er in twee soorten, staafjes en kegeltjes. De staafjes zijn te vergelijken met een lichtgevoelige zwart-witfilm die vroeger gebruikt werd in de fotografie als er weinig licht was. De lichtgevoelige cellen in het netvlies kunnen nog functioneren bij weinig licht. De kegeltjes zijn te vergelijken met een trage kleurenfilm die veel licht nodig heeft om een hoge kwaliteit van de foto te verkrijgen. Onze ogen hebben een enkele fovea. Dit is te herkennen aan de lichte inzinking in het netvlies. De dichtheid van de kegeltjes op de vlek van de fovea is hoog. Iedere fotoreceptor heeft zijn eigen zenuwcel die de informatie doorgeeft aan de hersenen. Op de andere plaatsen in het oog delen de staafjes en de kegeltjes zenuwcellen. De werkwijze werkt traag. Traag dus, om kleur te kunnen waarnemen. Wat vogels zien wordt bepaalt door de structuur en grootte van het oog, de dichtheid en verspreiding van de fotoreceptoren in het netvlies en op de manier waarop de hersenen de info, die via de oogzenuw binnenkomt, verwerken. Deze drie aspecten werken nauw samen. Aan elk aspect op zich, is niet te zien of een vogel scherp ziet of welke details hij ziet. Het oog van een valk heeft een zeer goed visuele acuïteit, het vermogen om zeer veel details te kunnen zien. Het oog van een uil daarentegen heeft een zeer goede sensitiviteit, met weinig licht toch goed kunnen zien. Er bestaat geen oog dat beide tegen lijk kan, veel details zien en goed kunnen zien bij weinig licht. Er is altijd een wisselwerking tussen acuïteit en sensitiviteit. Als er weinig visuele informatie is omdat er te weinig licht is, kan de resolutie niet hoog zijn en als het oog ontworpen is voor hoge resolutie, functioneert het niet bij weinig licht. De mate van acuïteit, details kunnen zien, wordt bepaald door hoe het oog in elkaar zit. De grootte van het oog speelt mee, want die grootte bepaalt de grootte van het beeld dat op het netvlies komt. Ook de constructie van het netvlies is belangrijk. Het is allemaal te vergelijken met een camera. Eigenlijk andersom, de camera techniek is een nabootsing van het oog. Roofvogels hebben wel kegeltjes in hun ogen, vooral in elke fovea, waar de dichtheid één miljoen kegels per vierkante millimeter is. Bij de mens is dat 200.00 kegels per vierkante millimeter. Met andere woorden, ziet de roofvogel twee maal meer details dan de mens. Getalsmatig zou je zeggen, dit klopt niet, toch is het zo dat de roofvogels TWEE mal meer details ziet dan de mens.
Vogels behoren tot de kleurrijkste dieren. De functie van deze kleuren heeft te maken met hun baltsgedrag en dus met het voortplantingsproces. Het vrouwtje kiest haar partner uit die het mooiste verenkleed heeft, dat gebeurd via het zien, en die de mooiste balts toont, dat zijn de mannetjes met de beste conditie. De waargenomen kleuren spelen ook een belangrijke rol in het zenuwstelsel. Mensen hebben drie soorten fotoreceptoren, kegeltjes,. Elke soort heeft de naam van welke ze de kleur waarnemen, rood, groen, en blauw. Deze drie kleuren vormen het kleurenspectrum. Zoogdieren hebben maar twee fotoreceptoren. Wij denken dat we kleuren goed kunnen zien. In vergelijking met vogels brengen we het er niet zo heel best af. Vogels beschikken over vier soorten kegeltjes, rood, groen, blauw en ultraviolet (UV). Ook het aantal kegeltjes is bij vogels groter. De kegel van alleen de vogels bevatten een olieachtige stof waardoor ze waarschijnlijk nog meer kleuren kunnen waarnemen. Dat vogels UV kunnen zien is nog maar kort bekend. Nu weet men dat de meeste vogels UV kunnen waarnemen tot op zekere hoogte. Ook hier moet nog veel onderzoek naar worden gedaan. Vogels gebruiken UV licht om voedsel te zoeken en partners te zoeken en vinden. Bessen die sommige vogels eten weerkaatsen UV licht, torenvalken sporen muizen op door het UV licht op te vangen die de urinesporen van de muizen weerkaatst. Het verenkleed of in ieder geval een deel van het verenkleed van bijvoorbeeld kolibries, spreeuwen, treursijs en blauwe bisschop weerkaatst UV licht. Bij mannen is deze weerkaatsing groter dan bij poppen. Hoe meer UV licht een man weerkaatst, hoe interessanter het mannetje is voor het popje. De meeste uilen zijn nachtvogels. Een goed gezichtsvermogen is dus erg belangrijk om obstakels te kunnen mijden. Prooi vangen gebeurd niet met gezichtsvermogen maar via het gehoor. De gevoeligheid van de ogen moet hiervoor dus hoog zijn. Hierbij is bij uilen onderzoek naar gedaan. Bij andere vogels is deze gevoeligheid van de ogen nog niet onderzocht. Over het algemeen, uitzonderingen daargelaten, zien uilen beter in het donker dan wij. De ogen van de bosuil, in vergelijking met andere vogels, zijn enorm groot. De diameter van de ogen van de bosuil is 17 mm, vergelijkbaar met onze ogen. Alleen is de pupil van de bosuil (13 mm) groter dan de onze (8 mm). Hierdoor komt in de ogen van de bosuil meer licht binnen wat resulteert in een helderder beeld dan bij ons. Als je kijkt naar een vogel, bijvoorbeeld de houtduif, blijkt dat een bosuil 100 keer gevoeliger voor licht is dan de houtduif. Dit is dan ook de verklaring waardoor de bosuil zo goed kan functioneren ’s nachts. Overdag is de gezichtsscherpte gelijk van beide vogels. De bosuil ziet overdag wel minder details. Vergelijk je de bruine valk foeragerend overdag, met de bosuil, dan heeft de valk 5 keer meer ruimtelijke resolutie vermogen om details waar te nemen dan de bosuil. Ruimtelijke resolutie vermogen is de kwaliteit en scherpte van een beeld met betrekking tot het zien van diepte in een totaal beeld. Dat vogels hun linkeroog voor andere dingen gebruikt dan hun rechteroog, is een opmerkelijke ontdekking van de laatste tijd. Bij vogels zijn de hersenen, net als bij ons, verdeeld in twee helften, rechter- en linkerhelft. De rechter hersenhelft verwerkt de zenuwimpulsen van de linker lichaamshelft en linker hersenhelft verwerkt de zenuwimpulsen van de rechter lichaamshelft. Dit werkt ook zo bij vogels en is ontdekt in 1970 door Fernando Nottebohm bij de kanarie. De zenuwen aan de syrinx, zang orgaan van de kanarie, die maar door één kant van de hersenen worden aangestuurd. Dat was de aanwijzing dat vogels bij het aanleren van de zang, voor de mens taal verwerving, dus één helft van de hersenen gebruiken. In het onderzoek naar lateralisatie, tweedeling in de hersenen, van de hersenen van de mens spelen vogels een belangrijke rol. Het onderzoek is gericht op de informatie verwerking in de hersenen. Door deze tweedeling kunnen individuen, vogels of mens, verschillende soorten informatie tegelijk verwerken. Verwerking van informatie, links of rechts in de hersenen, kan zich op verschillende manieren gebeuren. Per individu kan links- of rechtsverwerking plaats vinden. De verschillende werking komt voor bij mens en dier. Ook kan het zo zijn dat een hele soort linkse- of rechtsverwerking heeft. Kippen zijn daar een voorbeeld van. Ze gebruiken hun linkeroog om de hemel af te speuren naar predatoren. Mensen zijn rechts- of linkshandig, het komt zelden voor dat mensen links- én rechtshandig zijn. Meestal is ook één oog dominant, 75 % rechts. Vaak zijn we ons daar niet van bewust. Vogels hebben de ogen aan weerszijden van de kop, lateraal, de ogen worden afzonderlijk gebruikt voor verschillende taken. Eendagskuikens gebruiken hun rechteroog voor activiteiten op korte afstand, dit is onderzocht, het linkeroog wordt gebruikt voor de lange afstand. Door gedragsproeven heeft men ontdekt dat het ene oog geschikter is voor bepaalde activiteiten dan het andere oog. Dit heeft men bij mezen en gaaien onderzocht. Waar wordt dit uiteenlopende gebruik door veroorzaakt van rechter- en linkeroog. De Australiër Lesley Rogers heeft hier onderzoek naar gedaan. Men is er altijd van uitgegaan dat dit genetisch bepaald was. Rogers had daar zijn bedenkingen bij. In 1980 bekeek hij foto’s van kippen embryo’s, hem viel op dat vlak voor het uitkomen het embryo zijn kop draaide in het ei naar links, waardoor het linkeroog werd afgedekt. Het rechteroog was niet afgedekt. In het rechteroog kwam dus meer licht binnen dan in het linkeroog via de eischaal en de vliezen. Dit zou wel eens de reden kunnen zijn van de visuele lateralisatie, afzonderlijke werking van beide ogen. Door eieren te vergelijken die volledig in het donker zijn uitgebroeid en eieren die uitgebroeid zijn in het licht, werd Rogers vermoeden bevestigd. Later heeft hij aangetoond dat je deze lateralisatie kunt beïnvloeden door de kop van het bijna uitgekomen embryo voorzichtig uit het ei te halen en dan het rechteroog af te dekken en het linkeroog bloot te stellen aan licht. Het is opmerkelijk dat het verschil van de hoeveelheid licht in de ontwikkeling van het embryo bepalend is voor de rol die het linker- en rechteroog krijgt als functie. Het linkeroog krijgt in het embryonale fase weinig licht en het rechteroog veel meer licht. Test bij kuikens uit eieren die uitgebroed zijn in het donker, zodat elk oog net even veel licht hebben gekregen in de embryofase, tonen geen enkel verschil in het gebruik van beide ogen. Deze kuikens waren ook minder bedreven in het uitvoeren van twee functies tegelijk. Voedsel zoeken en op predatoren letten lukte niet. Dit gegeven roept weer veel vragen op. Wat weer inhoudt, dat er nog veel onderzoek moeten worden verricht. Te denken valt bijvoorbeeld aan holenbroeders die hun eieren uitbroeden in donkere holen in de grond. Het is moeilijk om je voor te stellen dat beide ogen een andere rol spelen. Bij alle vogels kan dat zo zijn, zij het niet altijd op de zelfde manier. Kuikens gebruiken hun linkeroog als ze naar hun moeder lopen. Steltkluut, mannetjes, kijken met hun linkeroog naar het vrouwtje bij de bals. Scheefsnavelplevieren, Nieuw Zeeland, heeft als enige vogel een gebogen snavel naar rechts, die hij gebruikt om ongewervelde dieren onder stenen uit te halen. Zijn rechteroog is beter in het kijken op korte afstand, voedsel zoeken. Zijn linkeroog is beter op de langere afstanden om predatoren te zien. Slechtvalken draaien in een boog om hun prooi heen voor ze er op af gaan en maken hierbij voornamelijk gebruik van hun linkeroog. Lateralisatie, beide ogen een andere functie, is wijsverspreid in de vogel wereld. Het zal dus wel noodzakelijk zijn, mag je aannemen. Hoe nadrukkelijker een verschijnsel van lateralisatie aanwezig is bij een soort, des te beter is dit verschijnsel ontwikkeld. Sommige vogels kunnen slapen met een oog open waar ze de omgeving mee in de gaten kunnen houden om predatoren op tijd te kunnen zien. Dat ze dat kunnen was al in de veertiende eeuw bekend. Inmiddels is ook bekend dat zoogdieren die in zee leven en regelmatig naar de oppervlakte moeten om adem te halen, met een oog open slapen. Mensen doen dat zeker niet en ook niet alle vogels doen het. Van de soorten vogels die dat wel doen, waar we zekerheid van hebben, zijn de zangvogels, eenden, valken en meeuwen. Andere soorten zijn nog niet onderzocht. Vogels die met een oog slapen hebben de kop naar de vleugel gedraaid en niet zoals vaak wordt gedacht “onder de vleugel”. Door deze draaiing van de kop blijft één oog vrij om de omgeving in de gaten te kunnen houden. Als de vogel zijn kop naar de linker vleugel toedraait, blijft het rechter oog vrij zodat er geslapen wordt met het linker oog. De rechter helft van de hersenen rusten op deze wijze. Omgekeerd werkt het in spiegelbeeld. Er zijn twee redenen om met één oog te slapen. In situaties waarin gevaar zich kan voordoen door predatoren. Eenden slapen in groepen om het gevaar van predatoren zo klein mogelijk te maken. De vogels die aan de buitenranden van de groep slapen, slapen met één oog. Vogels die meer naar het midden van de groep slapen, slapen met twee ogen, het gevaar is hier aanzienlijk minder. De andere reden om met een oog te slapen is bij vogels die in de lucht slapen. Deze slaapwijze bij gierzwaluwen is in 1950 ontdekt door Divid Lack. Vogels die in de lucht slapen moeten één oog open hebben bij het slapen om obstakels te kunnen zien.

Kijken of zien is niet het enige zintuig dat vogels tot hun beschikking hebben. Reuk, gehoor, tast smaak en gevoel zijn andere zintuigen van een vogel. Wat we ons goed moeten realiseren is dat deze zintuigen, in het bestaan van vogels, in meer of mindere wijze samenwerken. Welke zintuigen in welke situatie samenwerken is niet altijd makkelijk om aan te geven. Dat ze samenwerken is duidelijk. Er zal nog veel onderzoek nodig zijn om een goed inzicht te krijgen in de werking van de zintuigen.

Referentie:
Oorspronkelijke titel: Bird sense. What it’s like to be a Bird.
Schrijver: Tim Birdhead.

Nederlandse titel: Zintuigen van vogels.
Vertaald door: Pon Ruiter.
Uitgever Nederlandse vertaling: De bezige bij.
ISBN: 978 90 234 7724 2