Grote Geelbuiksijs

Spinus xanthogastrus stejnegeri – Fictie of werkelijkheid.

Door: G. van Bergen.

grote-geelbuiksijs-wa

Algemeen:
Op de vogelshow van de ICC (Internationaler Cardueliden Club) die in november 2011 in Stadtlohn in Duitsland werd gehouden, waren onder meer enkele Grote Geelbuiksijzen te bewonderen. Het waren met namen deze zeldzame vogels die veel discussie teweeg brachten bij de sijzen liefhebbers in binnen en buitenland. Door velen werd de raszuiverheid van deze vogels in twijfel getrokken. Er werden verschillende kenmerken genoemd waaraan men zou kunnen zien dat deze vogels niet raszuiver waren en waarvan deze vogels zich zouden onderscheiden van de echte Grote Geelbuiksijs. Op vragen van de voorstanders van deze vogels die wel overtuigd waren van hun raszuiverheid, om dan maar eens een foto van een echte Grote Geelbuiksijs te laten zien, kwamen geen reacties of men verwees naar een onduidelijke foto van een normale Geelbuiksijs zonder exact aan te geven waar deze was genomen.

Nu is de Grote Geelbuiksijs (Spinus xanthoghatrus stejnegeri) ook een van de sijzen die mij ook altijd geïntrigeerd heeft en die ook nu nog steeds velen vragen bij mij oproept. Het zijn al deze vragen en de meningen van de diverse vogelkenners die me bezig houden en mij er toe hebben aangezet om alle gegevens en meningen die over deze vogels de ronde doen, als mede mijn eigen ervaringen met deze vogels samen te vatten en hier weer te geven. Omdat de Spinus xanthogastrus stejnegeri altijd in de beschrijvingen wordt aangegeven als zijnde een ondersoort die iets groter zou zijn dan de nominaatvorm gebruik ik in dit artikel voor deze vogels de Nederlandse naam Grote Geelbuiksijs.

Deze hele discussie over de in Stadtlohn tentoongestelde Grote Geelbuiksijzen leverde een patstelling op en komt er kort samengevat op neer dat:
De tegenstanders van deze vogels, zij geven wel commentaar op de raszuiverheid van de tentoongestelde vogels maar kunnen niet met bewijzen onderbouwen hoe deze vogels er in werkelijkheid uit zouden moeten zien. Zij kunnen geen betrouwbare gegevens aanleveren over deze vogels in hun land van oorsprong. De kwekers en voorstanders van deze vogels blijven daarentegen ook in gebreken omdat ook zij geen gegevens willen of kunnen verstrekken over de herkomst van de door hen gehouden en/of gekweekte vogels. De Grote Geelbuiksijs is een de sijzen waarvan iedere sijzen liefhebber wel eens gehoord heeft en weet dat het de enige ondersoort is van de nominaatvorm, de (normale) GeelbuiksijsSpinus xanthogastrus xanthogastus Van deze ondersoort de Spinus Xanthoghatrus stejnegeri wordt aangegeven dat deze iets groter is en de snavel zou iets langere en spitser zou zijn. Soms wordt nog vermeld dat het zwart in de flanken wat uitgebreider zou zijn. Tot zover de enige en summiere informatie die men overal over de Grote Geelbuiksijs kan vinden en die door iedereen bij gebrek aan beter, klakkeloos wordt overgenomen.

Verspreidingsgebied:
Het verspreidingsgebied van de Geelbuiksijs bevindt zich in de tropische en subtropische gebieden van Coste-Rica, Panama en delen van Colombia en Venezuela. De ondersoort stejnegeri zou voorkomen in centraalBolivia en in het uiterste zuidoosten van Peru. De Geelbuiksijzen houden zich op aan de randen en open plekken van het bos en in open weidelandschappen. Binnen de verspreidingsgebieden worden er alleen maar kleine trekbewegingen binnen een bepaald gebied waargenomen die waarschijnlijk veroorzaakt worden door het voedsel aanbod. In Finches & Sparrows (Peter Clement, Alan Harris and John Davis) wordt bij de beschrijving van de Geelbuiksijs aangegeven dat deze vaak voorkomen in gemengde groepen samen met de Zwartesijs. Het verspreidingsgebied van de zwartesijs reikt in noordelijke richting echter niet verder dan centraal tot west Bolivia. Het verspreidingsgebied van de nominaatvorm van de Geelbuiksijs strekt zich uit, in het noorden vanuit de Cordillera de Talamanca in Costa Rica, via Panama, Colombia en Venezuela tot de meest zuidelijke punt van het verspreidingsgebied El Oro in Ecuador. De afstand tussen het meest zuidelijke verspreidingsgebied van de Geelbuiksijs (El Oro) in Ecuador tot het meest noordelijke verspreidingsgebied van de Zwartesijs (Ancash) in Peru bedraagt hemels breed ongeveer 1500 KM . Een onoverbrugbare afstand voor een vogelsoort waarbij wordt aangegeven dat er behoudens kleine verplaatsingen bij het foerageren geen noemenswaardige trek bewegingen worden waargenomen. We mogen dan ook wel aannemen dat als er gesproken wordt over gemengde groepen van de Geelbuiksijzen met de Zwartesijzen dat dit alleen betrekking kan hebben op de Zwartesijs met de ondersoort de Grote Geelbuiksijs (Spinus xanthogastrus stejnegeri) die zou voorkomen in het zuiden van Peru en centraal Bolivia.

Eerste kennismaking:
Mijn eerste kennismaking met vermoedelijk de Grote Geelbuiksijzen waren nogal bijzonder Deze vogels maakte deel uit van enkele importen van vogels uit Zuid-Amerika. Deze importen gebeurde echter niet via gebruikelijke kanalen door een bekende importeur of handelaar. Zij werden aangeboden door een geheel onbekende handelaar, die bij niemand bekend was, en na later bleek ook geen vaste woon of verblijfplaats had. Hij had alleen maar vogels uit Zuid-Amerika voorhanden en wist verder maar weinig van deze vogels. Achteraf bezien vraag ik mij af of hij buiten de vogels misschien nog andere bijverdiensten heeft gehad bij deze importen uit Zuid-Amerika? De vogelhandel zal in ieder geval niet winstgevend geweest zijn, gezien het feit dat deze binnen enkele weken, zonder achterlating van adres, weer van de aardbodem was verdwenen.

Dit alles speelde zich af omstreeks 1989. Het was een bevriend collega vogelkweker die mij toen vroeg of ik mee ging kijken bij deze vogelhandelaar in Uden. Er had in een plaatselijk streekblad een advertentie gestaan waarin onder meer Zwartkopsijzen (nu Magellaansijzen) werden aangeboden. Omdat er verder geen adres in de advertentie stond had mijn collega via het telefoonnummer geïnformeerd of er nog Zwartkopsijzen zaten en op welk adres hij moest zijn. De handelaar vertelde dat alle sijzen al weg waren maar dat hij de volgende dag weer naar Schiphol zou gaan om een nieuwe zending uit Zuid-Amerika op te halen. In eerste instantie stonden we nog al septisch tegenover dit verhaal. Omdat we altijd opzoek waren naar iets bijzonder en door de vele bezoeken die wij daarbij brachten aan de diverse vogelhandelaren kende we de verhalen die zei konden vertellen over de vogels die zij binnen zouden krijgen. Onze hokken zouden zeker te klein geweest zij als we al de vogels die zij binnenkort verwachten onder hadden moeten brengen. We verwachten dan ook niet veel van zijn toezegging, maar omdat het niet ver uit de buurt was besloten we om toch maar te gaan kijken. Het adres dat we door hadden gekregen bracht ons bij een grote loods op een industrie terrein in Uden. Daar troffen we de handelaar, achter in een verder lege hal bevond zich een kantoor ruimte waar hij de vogels had zitten. Het overtrof onze stoutste verwachtingen hij had niets teveel gezegd in een paar vluchten bevonden zich een groot aantal vogels uit Zuid-Amerika waaronder diverse kolibries en sijzen. Bovenop de vluchten zaten los in die ruimte enkele Trogons. We hadden al snel gezien dat er geen gewone Zwartkopsijzen in de vluchten zaten, maar we hielde ons een beetje voor de domme, en vertelde hem dat we Zwartkopsijzen zochten en niet de sijzen die hij had zitten. Waarop hij de vrachtbrief te voorschijn haalde en ons liet zien welke vogels hij had binnen gekregen. De vogels kwamen uit Bolivia en tussen al de voor ons onbekende vogelnamen stonden ook de Hooded Siskin en Golden Bellied Siskin. Welke de Hooded Siskin waren wist hij ook niet, we moesten ze zelf maar uit zoeken. Ze waren toch allemaal even duur. In eerste instantie gingen we voor de Golden Bellied Siskin volgens ons de Geelbuiksijs. Dat uitzoeken was voor de mannen nog wel te doen, maar probeer maar eens tussen al die donkere tot zwarte soorten uit te maken tot welke soort een pop behoord, zeker als deze vogels nog nooit gezien hebt. Thuis gekomen hebben we proberen te achterhalen welke donkere ondersoort van de Magellaansijs daar ook nog zat. Het moest volgens onsde Spinus magelanicus bolivianus zijn. Een veertien dagen later togen we weer naar Uden om alsnog enkele van deze Boliviaanse Magellaansijzen aan te schaffen. De Loods was echter geheel leeg, de vogelhandelaar was verdwenen. Bij de buren hoorde we dat hij wegens onenigheid over de huur was vertrokken en nu in een manege zou zitten 10 km verder op. Inderdaad troffen we de handelaar daar aan, de vogels zaten achter in een paardenstal. Zo konden we daar alsnog ook enkele Boliviaanse Magellaansijzen aanschaffen. Dit was ons tweede en tevens laatste contact met deze handelaar. Enkele weken later waren hij en de vogels, inclusief de Golden Bellied Siskin uit de paardenstal verdwenen, en met de noorderzon vertrokken. De foto,s bij dit artikel zijn alle genomen van vogels uit deze importen.

Het gewennen en de verzorging van deze vogels leverde geen problemen op, en met deze vogels werden, ondanks dat het verse import was, nadien goede kweekresultaten behaald. De nakomelingen waren echter nogal verschillend van uiterlijk en leken niet op de ouderdieren. Zij vertoonde weinig uniformiteit en hadden maar een ding gemeen dat zij alle vrij donker waren. Bij het uitzoeken van de poppen twijfelde we destijds al of we wel de juiste keuzes hadden gemaakt. De velen variaties in kleur en tekening die de jongen later vertoonde deed ons vermoeden dat daarbij iets niet goed was gegaan. Kortom we twijfelde sterk aan de raszuiverheid van de jongen. Daarbij kwam dat omstreeks de zelfde tijd er hier in Nederland ook de eerste gewone Geelbuiksijzen Spinus xanthogastrus gekweekt werden waarvan de ouders via Italië ons land waren binnen gekomen. Dit waren heel andere vogels.

Dit alles had tot gevolg dat deze sijzen, als zijnde onbekende sijzen uit Bolivia, overgedaan werden aan enkele toenmalige ICC leden die wel interesse hadden in deze vogels. Deze sijzen werden daarna tentoongesteld op de ICC show in Schwäbisch Gmünd waar deze door de specialisten niet geïdentificeerd konden worden, zei vermoeden dat het om een aan de Geelbuiksijs (stejnegeri) of de Kordillensijs verwanten soort handelde. De foto’s die ik later heb gezien in het “Handbuch der Cardueliden” deel 1 van H. Classen & K. Massoth zijn waarschijnlijk van deze vogels genomen, zij worden daar afgebeeld als zijnde Varianten des Schwarzzeisigs. De heer A. Klages een sijzen expert uit Duitsland, verteld in een vogelforum over de Grote Geelbuiksijs die hij in zijn bezit heeft gehad. Ook deze vogels kwamen uit Bolivia en bevonden zich in een gemengde zending sijzen waarbij hij deze laatste omschrijft als kleurvariaties van de Zwartesijs welke gedeeltelijk als Geelbuiksijzen verkocht werden. Gezien de tijdspanne waarover hij spreekt zou het mij niet verbazen als hier sprake is van het de zelfde vogels dan wel parallellen importen. We mogen dan ook vaststellen dat er in het verleden zeker importen van sijzen hebben plaats gevonden, waarbij een aantal vogels aan de beschrijvingen die er van de Grote Geelbuiksijs worden gegeven, voldoen. Ik vraag me echter wel af of er bij de stejnegeri wel sprake is van een echte ondersoort.`De ornitholoog Sharpe heeft in 1888 deze ondersoort voor het eerst beschreven, daar is verder weinig overbekend. Het zou best kunnen dat zijn waarnemen, net zoals wij nu ook doen, gebaseerd zijn op enkele vogels die veel gelijkenis vertonen met de Geelbuiksijs. Voor de Spinus xanthogastrus stejnegeri lijkt er sedert zijn eerste beschrijving in 1888 de tijd te hebben stil gestaan. Een zoektocht op internet met de woorden “xanthogastrus stejnegeri” levert meer dan 600 hits op. Naast de beschrijvingen dat deze ondersoort groter is dan nominaatvorm en de snavel iets spitser is, bestaat deze hoofdzakelijk uit ellen lange zich herhalende taxonomische lijsten. Betrouwbare afbeeldingen met een duidelijke plaats aanduiding waar deze genomen zijn ontbreken echter geheel. Naast de Grote Geelbuiksijs komen in Bolivia ook de Magellaansijs Spinus magellanicus Bolivianus na de Zwartesijs Spinus atratus en de Kordillensijs Spinus uropygialis voor. Van al deze soorten wordt aangegeven, dat er in de gebieden waar deze gezamenlijk voorkomen er onderlingen kruisingen plaatsvinden. De heer Th. Kleefisch geeft als reactie op mijn eerder artikel over de Carduelis mysterium aan dat er geen berichten zijn over gemeenzame vluchten van de Zwartesijs en de Magellaansijs. Peter Clement vermeld in Finch & Sparrows echter dat de Magellaansijs in het oosten van Peru veelvuldig hybridiseren met de Kordillensijs. In deze streek worden ook vaak de Zwartesijzen waargenomen in gemeenschappelijke vluchten met de Kordillensijzen. Er is hier sprake van een Gebied was deze drie soorten gemeenschappelijk voorkomen en waarvan in ieder geval wordt aangegeven dat er tussen twee soorten veelvuldig hybridisatie voorkomt. Als er in een gebied veelvuldig een vermenging van soorten plaats vindt spreekt men over Hybride Zones. Deze zones zijn zeker geen zeldzaamheid binnen de ornithologie. In het geval van de Zwartesijs de Kodillensijs en de Magellaansijs vindt er een vermenging plaats van soorten waarvan de nakomelingen100% vruchtbaar zijn. Bij de F1 generatie zal dan een grote uniformiteit optreden, maar omdat ook de nakomelingen zich verder vermeerderen zullen de eigenschappen van de ouders zich verder uitsplitsen zodat er in dat geval, binnen zo’n hybride zone, een groot aantal variaties bij de verschijningsvormen zal optreden. Er is hier dus geen sprake van een eenmalige toevallige kruising, maar een vermenging van soorten die onderling paren en nakomelingen geven die volledig vruchtbaar zijn en waarvan de nakomelingen zich verder binnen deze populatie vermeerderen. Zo’n Hybride Zone Kenmerkt zich door het grote aantal variaties dat valt vast te stellen binnen zo’n populatie. Het is dan ook wel degelijk mogelijk dat er meerdere dieren van zo’n populatie te gelijker tijd gevangen en geëxporteerd worden. Deze grote variaties binnen een groep vogels waren juist een van de kenmerken waaraan de importen waarover hierboven gesproken wordt, voldeden.

Alleen een uitgebreid DNA onderzoek van deze drie soorten en hun eventuele hybriden zou meer uitsluitsel kunnen geven over hun onderlinge verwantschap en of de Grote Geelbuiksijs een zelfstandige ondersoort is van de Geelbuiksijs. Gezien al deze gegevens ben ik van mening dat er de nodige vraagtekens zijn te plaatsen over het al dan niet bestaan van de Grote Geelbuiksijs. Persoonlijk denk ik dat het bestaan alleen gebaseerd is op de waarnemingen van Sharpe in 1888. Het zal niet de eerste vogel zijn uit een hybride zone die abusievelijk als zelfstandigen soort beschreven wordt. Laat diegene die het niet met mijn stelling eens is mij maar eens duidelijk maken waarop zij hun kennis baseren en aan de hand van betrouwbare gegevens en afbeeldingen aantonen, hoe er volgens hun de echte Grote Geelbuiksijs uit moet zien. De kwekers die deze vogels tentoonstellen zouden wat meer openheid kunnen geven over de herkomst van hun vogels. Het is ook in hun belang dat er meer duidelijkheid komt over deze ondersoort. Tot zolang zullen we ze maar het voordeel van de twijfel geven. Het zal voor hun al moeilijk genoeg zijn, om uit zo een klein aantal vogels een levensvatbare populatie op te bouwen.

Referenties
Finches & Sparrows (Peter Clement, Alan Harris and John Davis)
Handbuch der Cardueliden (Hans Classen en Karlheinz Massoth)
Verslag: ICC Schau in Schwäbisch Gmünd 1991
www.vogelforen.de ICC Ausstellung und Vereinsschau Stadtlohn (A. Klages)
Sijzenbulletin 2012 nr.1 Carduelis mysterium
Geelbuiksijs = Spinus xanthogastrus xanthogastrus
Grote Geelbuiksijs = Spinus Xanthogastrus stejnegeri

kaart-z-a-artikel-grote-geelbuiksijs