Dennensijs | Ditmar Opperman

Door: Ditmar Oppermann.
Foto’s D.Oppermanen.

2016.

Vertaald door: A. Lemmens.

Met toestemming overgenomen.

Het houden en kweken.

* Geven voetnoot aan.

Wanneer men deze lichtgekleurde sijzen ziet, zou je je kunnen voorstellen, te doen hebben met een popje van onze inheemse Elzensijs. Het gaat echter om een Noord-Amerikaanse sijzen soort, de Dennensijs. Tegenwoordig wordt deze sijs door slechts weinig kwekers gehouden. Het was duidelijk vast te stellen dat de interesse in deze vogels de laatste jaren zeer wisselend was. Ooit werden deze vogels gezocht, doch dan nam de vraag weer af, ondanks dat ze makkelijk kweken zijn. Tegenwoordig schijnt de soort weer meer belangstelling te krijgen van de kwekers.

Dennensijs D. Oppermann 1 klein

Algemeen:
Noord- en Zuid-Amerika zijn de leefgebieden van 18 sijzensoorten van het geslacht spinus, in Europa en Azië leven daarentegen alleen de elzensijs en de Himalayasijs* als vertegenwoordigers van deze soort. Citroensijs** en Barmsijs zijn in de nieuwe systematiek van Dickinson en Christidis (2014) ingedeeld bij de soorten Carduelis respectievelijk Acanthis. Het indelen van een soortenrijk geslacht Carduelis, zoals H.E. Wolter (1975-1982) in zijn lijst “De vogelsoorten van de wereld” al gedaan heeft, vind ik erg zinvol, voor mij is alleen al voldoende het verschil in aanzien van verschillende soorten reden genoeg voor deze stap. Hier hebben we te maken met de Dennensijs, spinus spinus (A. Wilson,1810), een soort met drie ondersoorten. Het leefgebied van deze vogel strekt zich uit van Alaska en Zuid-Canada oostwaarts tot Newfoundland en in het westen zuidwaarts over de westelijke Amerikaanse staten tot Mexico en Guatemala. Hier leven ze hoofdzakelijk in coniferenbossen, gemengde bossen bestaande uit dennen, eiken en elzen. Het komvormig nest bouwt het vrouwtje van fijne draden, plantenwortels, mos, dierharen enz. 1 tot 12 meter hoog in de boomtakken. De broedtijd valt hoofdzakelijk in de maanden februari en maart. Gewoonlijk worden 3 tot 4 eieren gelegd die alleen het popje gedurende 13 dagen bebroedt. Het mannetje voert zijn partner gedurende de broedtijd op het nest. De jongen blijven 13 tot 15 dagen in het nest. Dennensijzen voeden zich met diverse zaden, knoppen, kleine bessen en kleinere soorten insecten. De noordelijk levende populaties van de nominaatvorm trekken in de winter naar het zuiden tot Mexico en Guatemala. Hier komen ze dan samen met de in het zuiden voorkomende ondersoorten.

Korte beschrijving en ondersoorten:
De grootte van de vogels schommelt tussen de 11 en 13 cm afhankelijk van de ondersoort. De geslachten zijn zo goed als niet te onderscheiden. Mannelijke Dennensijzen laten naar mijn bevindingen een groter aandeel intensiever geel in de vogelspiegels zien. De staart is helder bruin, de onderkant is meer helder grijs met donderbruine bestreping richting de buik witachtig. Bij jonge vogels is de bestreping minder duidelijk.

– Spinus pinus pinus (A. Wilson, 1810) Alaska , Zuid-Canada oostwaarts tot Newfoundland, West- en Noord Oost USA.
– Spinus pinus marcropterus (Bonaparte, 1850) Noord west en centraal Mexico.
– Spinus pinus perplexus (van Rossem,1938) Zuid Mexico en West Guatemala.

Dennensijzen heden en verleden:
In 1877 werden de eerste Dennensijzen door de firma Moller in Hamburg in Duitsland geïmporteerd . Dr. Karl Russ (1833-1899) oprichter van de Gefiederte Welt, kon een mannetje van deze import bemachtigen. In 1907 werd deze soort voor het eerst in de dierentuin van Londen getoond. In 1954 lukte Jonny Roters uit Quebec de eerste kweek in Canada, hij berichtte hierover in 1955 in Gefiederte Welt. In het vaktijdschrift “die Volière” vond ik in 1991 nog een paar regels over de Dennensijs van J. Nittschky-Germann. Verder is er weinig over houden en verzorgen van deze sober gekleurde Amerikaanse sijs te vinden. Ondanks dat er heden ten dage weer meer vraag is naar deze soort, moeten we ons geen illusie maken. Wanneer we niet snel er voor zorgen dat we van de voorhanden zijnde vogels een stabiele populatie opbouwen, zullen snel de Dennensijzen uit het bestand van de Duitse kwekers verdwenen zijn.

Dennensijs D. Oppermann 2 klein

Het houden:
Ofschoon de Dennensijs wel in kooien gekweekt kan worden, ben ik van mening dat alleen een beplante buitenvolière met nachthok voor een juist onderkomen en goede manier van houden in aanmerking komt. Bij mij betrokken de beide stellen Dennensijzen ieder een gecombineerde binnen- en buitenvolière (binnen 2m. lang, 1m. breed en 2.20m hoog, buiten 3m. lang, 1m. breed en 3m. hoog). Eem DNA test had mij verzekerd dat het om 2 mannetjes en 2 popjes ging. Normaliter verdragen Dennensijzen onze Midden-Europese wintertemperaturen. Daar ik deze dieren in maart gekocht had en de vorige eigenaar ze warm overwinterd had, wilde ik geen risico nemen en hield ze voorlopig in de binnenvolière. De temperatuur bedroeg hier 18 graden C. De volières waren voorzien van dennen- en eikentakken en kanarienestkorfjes met diverse nestmaterialen (sisal-, kokosdraden, wolplukken, dierharen). Het wennen van de sijzen verliep probleemloos en de vertrouwelijkheid van de dieren verwonderde mij.

Voer:
Sijzen hebben speciale wensen voor hun menu. Meelhoudende zaden spelen een onderschikte rol. Daarentegen zijn eerder oliehoudende zaden gewenst.

Voedingsmiddelen voor mijn sijzen naar gelieve van de soort.
– Kant en klare sijzenmengeling van de firma Blattner.
– Paardenbloemen, in het bijzonder worden bloemen tijdens de opfok van de jongen gegeten, vogelmuur, wilde zaden.
– Knauwgraszaden.
– Grove den uitlopers (hiervan worden de takken aangevreten zolang ze vers zijn).

Voor de opfok wordt het volgende gegeten:
Miereneieren, pinky’s (diepvries), meelwormen (vers verveld) en hard gekookt ei samen met kiemzaad. Bijzonder geliefd, en in grote aantallen gevoerd aan de jongen, zijn de bessen van de vuurdoorn (pyrancantha spec.). Vuurdoorn is er in verschillende soorten, bij de bessen in mijn tuin gaat het om de soort met oranje gekleurde bessen. In totaal was het ongeveer 7 liter die ik in de herfst geoogst en ingevroren had en die tot en met de zelfstandigheid van de jongen tot de laatste bes gevoerd werden. Bij geen van mijn ander volgelsoorten kon in zo’n voorliefde voor vuurdoorn vaststellen.

Kweek:
Zoals ik de dieren samen gezet had, vroeg ik mij af of dat de goede beslissing was. Na korte tijd zag ik dat de vogels zich achtervolgde. Weer een tijdje later bemerkte ik dat het popje met nestmateriaal naar de boven hoek van de volière vloog. Daar werd op een hoogte van 1.70m. een dicht komvormig nest gebouwd bestaande uit kokosvezels. Het werd van binnen bekleed met wat filterwatten en veertjes. Ofschoon ik erg nieuwsgierig was of er al eieren in het nest lagen, wachtte ik toch enige dagen af voor een controle. Met behulp van een kleine spiegel kon ik tenslotte 4 blauwig, bruin gevlekte eieren waarnemen. Deze werden uitsluitend door het popje bebroed. De man voedde het popje herhaaldelijk op het nest. Na 13 dagen kwam het eerste jong uit en de daarop volgende dagen de beide anderen. Een ei was onbevrucht. Beide oudervogels verzorgde samen de jongen. Na 14 dagen zag ik jongen in het bovenste deel van de volière zitten, ze hadden het nest verlaten. Gelukkig waren ze al behendig in hun bewegingen, wat ik bij andere Amerikaanse vinkachtige, die ik tot nu toe kweekte, niet zo ervaren had.

Conclusie:
Deze ervaringen met de Dennensijzen golden helaas maar voor een van de beide stellen, het tweede stel harmonieerde niet en bezorgde mij ook geen jongen. Overigens liggen de waarnemingen al enige jaren terug en ik kan vaststellen dat de Dennensijzen prettige vogels waren om te verzorgen, vogels die het verdiend hadden om dit vogelbestand in stand te houden. Ook was het mij uit beroepsredenen niet steeds mogelijk preciezere waarnemingen naar verdraagzaamheid naar andere soorten, naar de balts of broedverloop vast te stellen. Toch hoop ik dat een of andere vogelliefhebber voor de Dennensijs interesse heeft gekregen. Wie de Dennensijs aanschaft zal dat niet betreuren. Ik wens en hoop dat voor deze soort een zeker bestand opgebouwd kan worden. Wel aangemerkt een bestand, zoals de vogels in de vrije natuur uitzien, een bestand zonder te proberen mutaties te kweken, zoals het helaas met de Magellaansijs gebeurd is. Ook wanneer in de vrij natuur vaak veelkleurigen en hybriden opduiken, zullen wij dat niet als doel moeten hebben.

Voetnoten van de vertaler: A. Lemmens.

* Himalayasijs wordt in Duitsland gebruikt voor de Tibetaanse sijs, dit is geen sijs maar een cini soort.

** Citroensijs: Carduelis citrinella, is een cini soort die o.a. voor komt op eiland Corsica.